Ingezonden bijdragen van Ruud Jansen

Terug naar de vorige pagina <<

hoofdmenu

 

WANDELINGEN DOOR ZUID I

De wandeling door de Rivierenbuurt die ik in m’n aflevering “63 jaar later” noem, hebben wij een aantal keren met een steeds andere route gemaakt en we denken er over om het dit jaar weer te doen. Een keer hadden we er de vierde mei voor uitgekozen. Het was die dag zo’n mooi weer dat het besluit snel genomen was. We zijn toen door Zuid richting stad gewandeld met het Verzetsmuseum als eindpunt.
Bij die wandeling hadden we de auto in Buitenveldert neergezet vlak bij de Beethovenstraat en het vroegere heuveltjesland en we begonnen onze tocht om een uur of elf met een wandeling door het Beatrixpark. Je komt dan uiteindelijk uit bij de brug over de Boerenwetering. In en nog een tijd na de oorlog lag daar een smal bruggetje waarover geen auto’s konden rijden.
Omdat het niveau van het water in de Boerenwetering een stuk lager was dan dat van de stadsgrachten was er voor de bootjes van de tuinders uit de polder een overhaal gebouwd. Een soortgelijke installatie lag bij de Overtoom. Na de bouw van Buitenveldert als woonwijk is die overhaal gesloopt. Verdwenen dus en dat geldt ook voor het parkje (Irenepark) en het Land zoals we dat noemden. Die hebben plaats moeten maken voor de RAI. Ooit was het ons speelterrein waar we voetbalden, fikkies stookten en wat al niet.
Het hervormde weeshuis aan de Wielingenstraat staat er ook niet meer. Nadat de wezen er vertrokken waren heeft het vanaf 1978 nog jaren dienst gedaan als onderdak voor krakers. Nu staat op die plaats een duur appartementencomplex.
Merkwaardig eigenlijk. Zouden er tegenwoordig geen wezen meer zijn? Ik zie de kinderen van dit weeshuis in m’n herinnering nog altijd in een grote groep naar school lopen. ’s Ochtends om kwart voor negen en ’s middags om kwart voor twee. Ze zagen er anders uit dan wij, vooral door hun kleding. Bij mijn weten hadden ze ook maar weinig contact met andere kinderen.

Ja, er is heel wat veranderd in die buurt maar nummer 101 in de Scheldestraat is er nog steeds. Met nog dezelfde huisdeur. Zelfs het gaatje in de deur van het touwtje waarmee je ‘m kon opentrekken, was, hoewel dichtgemaakt met vloeibaar hout, nog zichtbaar. Ik kon niet laten om even in de deuropening te gaan staan alsof de tijd had stilgestaan.
Maar de tijd heeft in die buurt verder meedogenloos z’n werk gedaan. De bewoners van toen zijn vertrokken, overleden ook natuurlijk. Door de komst van het RAI-complex is de Scheldestraat een horecastraat geworden en bijna alle winkels uit m’n jeugd zijn verdwenen. Waar zijn ze gebleven? Wat is er gebeurd met de banketbakker onder ons en die twee kleine meisjes van hem die nooit buiten mochten spelen?

Of de juwelierswinkel op de hoek die na de oorlog werd geopend? In een zijkamertje zat een reparateur van horloges en sieraden. ’s Zomers had hij vaak het raam open en konden we naar binnen kijken als hij aan het werk was.
Zou onze buurman Johnny, die maandenlang bezig was om z’n auto, een stokoude DKW-twositter, aan de praat te brengen, nog leven? Ik denk het niet tenzij hij tot de kleine groep van honderdjarigen behoort. Maar als ik me goed herinner is het hem in ieder geval een paar keer gelukt om het ding te laten rijden. Van een andere buurman weet ik in ieder geval dat hij onvrijwillig z’n aardse bestaan heeft beëindigd. Hij komt in mijn geheugen even bovendrijven omdat hij twee keer per week z’n auberginekleurige auto schoonmaakte en daarna in de was zette. Hij poetste zo vaak en zo intensief dat na een paar jaar hier en daar de grijze grondlaag door de deklaag zichtbaar werd.

Zou het die Joodse jongen van mijn leeftijd die kort na de oorlog terugkeerde uit Theresienstad, nog gelukt zijn om een normaal leven te leiden? Ik weet nog dat we van hem wilden weten wat hij had meegemaakt in dat kamp maar daar wilde hij nooit over praten. Hij heeft daarna maar kort in Zuid gewoond en is na een paar maanden verhuisd. Herinneringen, herinneringen. Mooie en minder mooie, vrolijke en verdrietige, in een eindeloze reeks trekken ze aan me voorbij.

En vaak levert een herinnering aan vroeger een niet te beantwoorden vraag op.
Onze wandeling ging verder, door de Geulstraat richting Maasstraat. De bakkerswinkel om de hoek is er niet meer en ook de melkboer is verdwenen. Het was overigens geen warme bakker die daar zat, het brood kwam van de broodfabriek op de hoek van de Ferdinand Bolstraat en de Ceintuurbaan. Pool of van Polen, die aan meer zaken leverde waaronder van Zanten in de Scheldestraat. Het laatste oorlogsjaar kon je er meel brengen om brood van te laten bakken.
De melkboer bracht ook na de oorlog nog een tijd melk rond, losse melk. Neem maar vier kan zei m’n moeder als hij ’s ochtends aanbelde en dan ging ik met een grote pan naar beneden waar vier kan, zal wel twee liter zijn geweest, in werd gedaan. Om z’n omzet te vergroten ging hij na de oorlog ook vleeswaren verkopen. ’s Middags moest ik wel eens een onsje Berliner halen, voor op het brood. “Vraag maar of ie het opschrijft,” kreeg ik als boodschap mee. “En zeg maar dat ik aan het einde van de week zal betalen.”
Op die manier ging dat overigens bij veel families en dat onsje kwam dan met andere uitgaven in het familieboekje dat de melkman van al z’n klanten bijhield. “Zeg maar tegen je moeder dat er ook nog van verleden week staat,” kreeg ik soms als boodschap mee terug. Meestal liep de maand dan op z’n end en was het wachten op de salarissen en pensioenen die bij bijna iedereen nog gewoon cash uitbetaald werden. Als je al rood stond was dat toen dus bij je leverancier en niet bij de giro of bank.

De Diezestraat heeft een plaatsje in m’n herinneringen omdat op een adres ongeveer halverwege die straat een week of twee weken na afloop van de oorlog het Parool werd verkocht. Ik zie nog het enthousiasme voor me waarmee de eerste nummers werden begroet. Eindelijk bevrijd en een vrije krant om daarover het laatste nieuws te lezen. Het aardige was de afmetingen van die krant ongeveer gelijk waren aan het huidige tabloidformaat.
Halverwege de Geulstraat passeerden we de zijstraat waarin de Amsterdamse Grafische School was gevestigd. Die herinner ik me nog goed omdat ik er wel eens voetbalde met wat vriendjes. Het portiek van de school tegenover de AGS gebruikten we daarbij als goal.

In de oorlog waren daar ook een tijdje Duitse soldaten ingekwartierd. Ik weet nog dat er tijdens de kerstdagen soms gezongen werd. Duitse kerstliedjes zoals Oh Tannenbaum, oh Tannenbaum.
Voetballen op straat deden we meestal met een tennisballetje. Dat doet me ook denken aan kopwedstrijden die we altijd in de Scheldestraat deden. Met m’n buurjongens van drie hoog en nog wat anderen uit de buurt. Twee tegen twee en ook in dat geval met een tennisbal. Die kwam wel eens tegen de ramen van de banketbakker die daar maar slecht tegen kon vandaar dat we meestal aan de overkant bezig waren voor de boekwinkel van van Tulder. De van Tulders dreven ook een leesbibliotheek in hun zaak en voor vijf cent of een dubbeltje, ik ben de juiste hoogte van het bedrag vergeten, kon je daar een boek lenen. Binnen een week terugbrengen anders werd vijf cent extra in rekening gebracht. Een regel die vaak werd overtreden maar de administratie van de bibliotheek blonk niet uit door nauwkeurigheid en bij mijn weten gebeurde het nooit dat iemand die vijf cent echt moest betalen. Soms werden boeken zelfs helemaal niet teruggebracht en ook dat werd met de mantel der liefde bedekt.
Leeswolf die ik was, heb ik honderden van hun boeken verslonden.

In de Maasstraat opende in 1947 of 1948 de sportzaak van Ko Klotz z’n deuren. Ko was een bekende ijshockeyspeler van de IJsvogels die hun thuiswedstrijden in de Apollohal speelden. Ik heb er na de oorlog diverse keren geschaatst want hoewel in de verhalen uit die tijd de ene winter nog strenger was dan de andere kwamen er ook toen wel degelijk kwakkelwinters voor. Best mogelijk dat onze Canadese bevrijders na de oorlog het initiatief hebben genomen om de ijsbaan te heropenen. Zij speelden er namelijk een onderlinge competitie, op z’n Canadees met menige vechtpartij, en hadden over belangstelling voor hun wedstrijden niet te klagen. Ik heb eigenlijk geen idee hoe lang de Canadezen in Nederland zijn gebleven. Een deel van die jongens was waarschijnlijk al vanaf de landing in Normandie van huis en ik kan me voorstellen dat ze terug wilden naar hun land. In ieder geval bleven ze lang genoeg om nog tot in onze tijd werk te verschaffen aan makers van populaire programma’s waarin kinderen naar hun vader zoeken en vrouwen naar hun vriendjes in die tijd.
Het ijs is in ieder geval op een gegeven ogenblik verdwenen, basketbal werd enorm populair als sport en de hal ontwikkelde zich tot de basketbaltempel van Nederland.
De sportzaak van Ko Klotz liep in ieder geval als een trein. Schaatsattributen natuurlijk maar ook voetbalschoenen. Het was een van de eerste zaken die het merk Quick verkocht. “Doe als Polly Pil en sta op Quick” luidde de grote reclame die in de etalage stond en met enige afgunst bekeek ik de schoenen die de buurjongen voor z’n verjaardag had gehad. Die moest ik ook hebben en ik rustte niet voor ik ook een paar bij elkaar had gespaard. Echte Quick met een veel plattere neus dan andere merken en afschroefbare noppen. Werd ik er een betere voetballer door? Nee, natuurlijk niet, dat zit hem niet in de schoenen maar daar ging het ook niet om.

Door de Maasstraat en de van der Helsstraat liepen we langs de gaarkeuken, nou ja, de plaats waar toen de gaarkeuken stond. Die zat in een kleine fabriek achter de oude RAI. Na de oorlog hebben ze daar nog een tijd fietsen gemaakt. Het eten werd uitgedeeld in een laag gebouwtje een paar honderd meter verder richting van der Helstplein. Vanaf ongeveer augustus of september 1944 was het een keer in de week mijn beurt om eten te halen. Geen favoriete bezigheid vooral omdat het betekenden dat je bijna altijd in de rij moest staan. Soms kwam het eten vlot en kon ik weer snel naar huis maar ik heb ook wel meegemaakt dat je een uur moest wachten. In het begin was er meestal stamppot van aardappelen met biet, later deden de suikerbiet en de tulpenbol hun intrede tot er de laatste maanden van de oorlog meestal niets anders dan een ondefinieerbare watersoep werd uitgedeeld. Leeggeschepte eetketels werden na afloop naast de gaarkeuken neergezet en vervolgens door liefhebbers leeggeschraapt. Vaak waren het kinderen van mijn leeftijd die helemaal in zo’n eetketel waren gedoken waarbij alleen hun benen nog boven de rand uitstaken.
In het gebouwtje waar het eten werd uitgedeeld, heeft na de oorlog nog vele jaren een grote winkel gezeten waar ze motorfietsen verkochten. Jonker zweeft als naam in m’n geheugen maar dat kan helemaal mis zijn
Bij het van der Helstplein kan je rechtsaf de Karel du Jardinstraat inlopen. Ik heb daar op school gezeten en we wandelden uiteraard even langs de toegangspoort naar de scholen die achter de huizen lagen. Ik had er wel even binnen willen kijken naar de SpinozaMULO maar het hek was dicht. Aan het einde van die straat ligt nog steeds een speeltuin waar we zomers gymnastiek kregen. Meestal was dat een potje softbal onder leiding van de gymnastiekleraar die we onder elkaar Gakkie noemden.
Naast woonhuizen stond er in de straat verder een groot gebouw van drie of vier etages. Dat was in gebruik als naaiatelier en er werkte minstens 100 meisjes. Amsterdam telde in die tijd vele naaiateliers en droeg niet voor niets de naam van confectiecentrum van Nederland.

Via de Ceintuurbaan en langs de Amstel arriveerden we bij het kruispunt van de Sarphatistraat en de Weesperstraat. Ik heb laatstgenoemde straat nog meegemaakt in z’n oude staat net zoals trouwens het Waterlooplein. Weliswaar na de oorlog maar ik kon me toen toch nog wel een beetje voorstellen hoe de voormalige Jodenbuurt eruit moet hebben gezien.
Opeenvolgende gemeentebesturen hebben een prachtige kans laten liggen om van de herbouw iets bijzonders te maken en er een vreselijke straat van gemaakt. Aanvankelijk aansluitend op de Wibautstraat een route voor doorgaand verkeer naar de IJtunnel met een slim tunneltje onder het JDMeijerplein, later juist geen straat voor het doorgaande verkeer naar de IJtunnel met sluiting van dat tunneltje. Misschien moet die hele buurt inclusief de Stopera nog een keertje gesloopt worden.
Wij gaven in ieder geval de voorkeur aan een stukje Sarphatistraat voor we linksaf de Roeterstraat pakten. Langs de Kriterion en het voormalige bejaardentehuis arriveerden we uiteindelijk bij de Hollandsche Schouwburg. Het gebouw waar van 1940 tot 1943 de Joodse inwoners van de stad werden bijeengebracht voor ze naar Westerbork en daar vandaan naar Auschwitz en andere vernietigingskampen werden getransporteerd. Het gebouw is in 1962 ingericht als monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de naziterreur. In de voorhal en op de etages is een permanente tentoonstelling ingericht met foto's en andere zaken uit die tijd. De beelden zijn verbijsterend en zullen dat blijven tot in de eeuwigheid.
De tentoonstellingen in het Verzetsmuseum dat in een mooi gebouw tegenover de ingang van Artis is gevestigd, zijn soortgelijk en toch anders. Het is er meestal niet druk maar het deed me die laatste keer om een of andere reden plezier dat er ook een oma met haar twee kleinzonen rondliep, die vertelde over die tijd. Ik nam me gelijk voor om dat ook een keer te doen met m’n kleinzoon, als hij wat ouder is.

Na een biertje op een terras zijn we op ons gemak teruggewandeld door de Utrechtsestraat, de Weteringschans, de Ferdinand Bolstraat en uiteindelijk de Scheldestraat. Daar hebben we ons bij Venetië op een groot ijsje getrakteerd. Hadden we wel verdiend vonden we. Zoals ik al zei zijn bijna alle winkels uit de tijd dat we daar woonden, verdwenen. IJssalon Venetië verscheen pas rond 1950 in de Scheldestraat. De eigenaar en z’n familie kwamen uit Italië en de zaak was maar een deel van het jaar geopend. Tussen oktober en maart/april waren de deuren gesloten en keerde de familie terug naar hun eigen land. Dat is nog steeds zo, als het nog steeds dezelfde familie is moeten ze zo langzamerhand wel een paar generaties verder zijn.
Eigenlijk vonden we daarna dat we wel genoeg gelopen hadden maar we moesten nog terug naar de auto, door het Beatrixpark dus. Met moeie voeten kwamen we daar om vijf uur aan.
Maar wel een bijzondere dag en boeiend om weer eens al die dingen van vroeger terug te zien. Iets om de komende meimaand te herhalen, voor ik ze vergeet.

Ruud Jansen, 20 april 2006 - e-mail: ruudenlia@wanadoo.nl

<< index Ruud Jansen

 

Terug naar de vorige pagina <<