Ingezonden bijdrage van: Anèt Saal

 
Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van Anèt Saal

LIES EN LET IN AMSTERDAM 1935-1936

In september 1935 kwamen Lies, domineesdochter, en haar vriendin Let naar Amsterdam. In Groningen hadden zij een jaar de kunstnijverheidsschool bezocht. Hier wilden ze echt het vak leren.
Sinds het begin van de meisjes-h.b.s. trokken ze met elkaar op. Let kende de drie dorpen waar Lies in haar middelbare schooltijd woonde. Lies was thuis bij Let wier ouders onveranderlijk in Groningen bleven.


Broer Jan kiekte waarschijnlijk.
Lies en haar moeder, broertje Guus. 1935?

Nu trokken Lies en Let naar Amsterdam. Voor Let was het kamerleven opwindend en nieuw; Lies had al een jaar studentenhuisleven in Groningen achter de rug.
In Amsterdam kwamen ze terecht op het Daniël Willinkplein 21a III, zoals Lies noteerde. Beiden hielden een dagboek bij, beiden maakten ‘kieken’. Lies plakte die foto’s in in haar dagboeken. En zij schreef:

begin September 1935
En dan zitten we in Amsterdam, Daniël Willinkplein 21a III van het station te bereiken met lijn 8, lijn 25 en lijn 4 geloof ik - vlak bij de Wolkenkrabber. Heel moderne en voor ons provinciale gevoel hoge huizen. Let op de 4de en ik op de 5de verdieping achter, op het zuiden, met het uitzicht op achterkanten van huizen. We zien ook een vrij groot stuk lucht en beneden stadstuinen. We horen allerlei muziek van de overkant; Jacob Hamel schijnt hier ook ergens te wonen.
En er is een piano waarop steeds geoefend wordt (erg!).
Hier in huis heb je dus Mevrouw Oostendorp met haar dochter Hans.


Let en Lies, Daniël Willinkplein 21


Huidige situatie Daniël Willinkplein 21 (nu Victorieplein 21-23)
foto: Google StreetView

Er waren nog twee kamerbewoonsters.
‘s Morgens ontbijten we samen, en we maken alles schoon op; de boterhammen zijn erg dun! De eerste dag zijn we naar school gelopen door de ellenlange Van Woustraat en dan langs de Stadhouderskade. We hadden boterhammen mee (met ei o.a.). De hele eerste dag stilleven
gehad, Let en ik op een podium. De krukken waren zo hoog dat mijn benen bengelden; ‘k heb er m’n koffer onder geplaatst, die ik mee had.

Wat was dat taai en wat duurde die morgen lang! Tussen half één en half twee hebben we gewandeld, en onze boterhammen aan de kant van de Stadhouderskade opgegeten; we hadden veel bekijks, maar wie kent ons?
Druiven gekocht, en die aan de waterkant opgegeten. Bij onze thuiskomst waren onze koffers en meubels gekomen, hard aan ’t inrichten gegaan!

Er is hier een hondje Bobby, 10 jaar oud, zit altijd op 3 poten, [... er] hangt altijd een korst of koekje uit zijn bek!
Onze fietsen hebben we gestald in de Wolkenkrabber.


‘De wolkenkrabber, vanuit ons huis’


Huidige situatie Wolkenkrabber
foto: Google StreetView


‘Daniël Willinkplein; ons uitzicht’

Vrijdag 6 Sept. 1935.
Vanmorgen per fiets, - na elk 4 schrale boterhammetjes verorberd te hebben – met boterhammen, tekenhaken, rol papier en honger, naar school. We hadden een afwisselende morgen, die gelukkig goed door te komen was: letters bij v.d. Vecht en bordtekenen. ’s Middags hadden we bloemen tekenen. Let lukte goed, ik niet. Hendriks zou ‘t me voordoen, maar daar kwam niets van. [...]
In de Van Woustraat 3x bijna tegen een auto uit de rechter dwarsstraten en één maal steeds staan wachten achter een vrachtauto, waarvan ik dacht dat hij voor een rood licht stopte! Nat thuisgekomen, oef!

De karnemelk hebben we al 2x in de wasbak laten wegzuigen! Let is knal-enthousiast over haar belevenissen en verkenningstochten hier; ik kan me best voorstellen dat ze van haar vrijheid geniet.
Maar ik ben wat heimwee-achtig, vooral naar Groningen. Je voelt je hier nogal “verloren”.


Achteruitzicht.

Zaterdag 7 sept. 1935
Als gewoonlijk was ik weer het eerst op vanmorgen. Aan ’t ontbijt ieder 4 sneetjes (we konden nog wel 4 op!), en naar school. We hadden boterhammen met spek mee die, zoals t.d.m. bleek, lastig te eten zijn. In de klas was het zeer rumoerig, Postma was fijn veel weg en dan werd er veel gelachen.

’s middags.
Let naar ’t bevolkingsregister en ik gewassen en gestreken, en om 4 uur zagen we vlakbij in een winkel allerlei kleedjes heel goedkoop, waarvan we voor onze kamer gekocht hebben.

Ze wilden de stad in, maar lieten uit onzekerheid/onwennigheid drie keer een tram voorbijgaan: Provincialen!!

Zondag 8 sept. 1935.
Lies en Let wilden naar de kerk, en Lies wekte Let ‘s morgens:
Toen ik in ’t complet beneden kwam bevond ik Let nog in kimono. Als een haas heeft ze zich aangekleed, en toen per fiets weg - ik verloor tot overmaat van ramp mijn remblokje - en tenslotte bleken we verkeerd ingelicht te zijn over de ligging van de Waalse kerk. We kwamen bijna in een Gereformeerde terecht! Na langs de grachten gereden te zijn vonden we om 10 minuten over half 11 de Waalse kerk, zacht binnengeslopen, maar Let bonsde natuurlijk ergens tegenaan - en op de achterste bank gaan zitten. Er waren 2 collectes en Let had maar één dubbeltje, en ik 5 centen voor de open schaal.


De ingang van de toren; Jan v.d. Baan en Lies.
Bovenin het Rijksmuseum kregen Let en Lies e.a. les.

Maandag 9 Sept. 1935.
Vanmorgen 12 boterhammen in de schaal: op!!

Donderdag 12 Sept. 1935.
Uit de Rembrandt-tentoonstelling komend hadden Let en ik een boom; we begonnen zó: “wat doet je meer, muziek of schilderijen”. Mij geeft muziek meer. Al is de Nachtwacht, en andere, pràchtig. Toen hadden we ’t erover dat wij zo heel gewone mensen zijn (allesbehalve artisterig - en dat worden we vast nooit! De kunst is voor ons ook niet hèt ideaal - we vinden ’t weliswaar prettig om te tekenen, en het is fijn, bijv. wat in je illustratiewerk te leggen voor andere mensen - - maar ons ideaal is per slot het huwelijk.
Als ik niet trouw ga ik in de huishouding, heb ‘k tegen Let gezegd. Een overleden vrouw of moeder vervangen. En Let wil dan vast verpleegster worden.
Waar zou de ware Jozef zitten àls hij er is - hoe zullen we hem ontmoeten, en zùllen we hem ontmoeten? Dat is de vraag die ons toch steeds bezig houdt.


Met elkaar aan tafel. Josje, Mevrouw, Hans, Lies, Mimi, Bep.
Let fotografeerde waarschijnlijk.

Vrijdag 13 Sept. 1935.
Lies was vanaf haar 3e nogal vaak ziek. Een zorgenkind. Als zij zich weer eens niet goed voelde, overwoog ze van alles en schreef dat op:

Je neemt je Vader en je Moeder, en ook je leven, als zo vanzelfsprekend aan, maar zo is het toch eigenlijk niet. Je denkt vaak dat je je leven zelf kunt maken, maar ik geloof dat je in werkelijkheid niet alles - en lang niet alles - over je eigen leven te zeggen hebt. Het zal dan ook wel goed zijn zoals het komt.

Op 14 september kwam er een nieuw meisje, Mimi, bij. Of Lies beneden even een kopje koffie kwam drinken.

Zondag, 15 Sept. 1935.
Ik ga met mevrouw en Mimi naar de Remonstrantse kerk, waar een jonge dominee zijn eerste preek houdt, een zekere Ds. van Leeuwen. Later: Het was zo’n fijne preek, en hij preekte zo doorleefd. Als hij weer komt, ga ‘k er vast heen. En een fijn kerkje!
Mimi is een echt nuchter kind - ze zingt overigens heel goed.

Dinsdag, 17 Sept. 1935.
We spijbelen, en zitten samen op Let’s kamer. Buiten stormt het - erg gezellig nu thuis. Gisteravond kreeg ik een brief van Moeder.
Let en ik hebben danslesaspiraties, maar bij wat leuke lui, studenten of zoiets.


Lies’ broer Jan schreef:
Vader is ongerust, dat het geld f 55- voor Mevrouw nog niet is overgekomen. Je brief ontvangen. Leuke kiekjes!

Vrijdag 20 Sept. 1935.
Naar ’t volkskoffiehuis geweest op het Leidseplein. Kop koffie voor 7 cent! Ik voelde me er niet bepaald “thuis”.
We zijn na school hard aan ’t breien; Let aan een zwarte en ik aan een donkerblauwe trui.

Zaterdag 21 Sept. 1935.
Kieken genomen, ’t was mooi zonnig weer vandaag. Let nam mij vanuit haar raam, terwijl ik over ’t balcon hing van mijn kamertje.

Op zondag 22 september opnieuw een kerkpoging: Ds. Dozy. Eerst werden ze naar een katholieke kerk verwezen:
Wij ontsteld weer terug. [...] tenslotte stonden we plotseling voor de Doopsgezinde kerk. Let neusde door de deur, we zetten onze fietsen op slot en stevenden om 10 voor 11, midden onder de preek, naar binnen. Let kreeg dadelijk de slappe lach, en liet mij woest staan, want ze schikte niet verder op en ik kon niet op de eerste stoel vol kerkboekjes gaan zitten!
Ds. Dozy sprak over gebed - gebod - geloof. Wat Let, toen we thuis waren, per ongeluk verbasterde tot gebed - gebod - gebit.

Eind september werd Lies opnieuw ziek. Dokter gehaald. Tussen de regels door bleek angst voor TBC, maar die werd niet genoemd:
Mevrouw bleef bij het onderzoek, waarvoor ik me werkelijk geneerde!
En buiten is ’t nog wel zulk prachtig weer! Let heeft nu stilleven-les in de toren. Daar is ’t ook koud!
5 uur. Let kwam thuis met 2 paar schoenen, ze had een paar blauwe met hele hoge hakken heel goedkoop voor mij op de kop getikt. (Ik zoek al steeds naar blauwe schoenen). Ze haalt nu nog stramien en smyrna wol voor me, dan kan ik me voorlopig bezig houden.

Vrijdagmorgen 27 Sept. 1935.
Let kwam met de boterhammen boven; de poef werd naast m’n bed geschopt en daar ’t ontbijt op neergeplant. Vervolgens kwam Mevrouw met de koortsthermometer. Verder polijst ik tegenwoordig m’n nagels! (toch alle tijd!)

Vrijdagmiddag 27 Sept. 1935.
Als één van beiden eerder trouwt, hoe wordt het dan? Zou de getrouwde dan nog even oprecht over alles spreken, of haar vriendin “maar als ongetrouwd” beschouwen?
We zijn allebei negentien!

’s middags.
Gerke (een leeftijdgenoot uit Friesland, waar Lies’ ouders sinds een paar jaar wonen, voormalig TBC-patiënt) is net bezig zijn hielen te lichten; Let laat hem uit. Gerke kwam al gauw na ’t eten aanzetten - Mevrouw diende hem aan: “Lies, hier is iemand voor je - moet je je
neus niet even poeieren?” [...]
’t Was in ieder geval gezellig. Hij is weer wat de oude.
Verder kwamen Lets ouders bij Let:
Ook even bij mij geweest. Dat ze het nu net moesten treffen dat ik ziek ben! ’t Kan niet slechter.


Prompt kreeg Lies een brief van haar moeder:

Lieve Lieske,
Dacht ik het niet. Lies is niet in orde ik heb de heele week het gevoel al gehad. Niet eerder weer naar school voor dat gekraak absoluut over is hoor Lies, niets gevaarlijker dan een verwaarloosde verkoudheid, denk aan Gerke, die heeft een jaar er voor moeten kuren en eerst maanden liggen. Een weekje desnoods een paar weken van school hindert niet. de gezondheid gaat voor alles.
Lief van Mevrouw dat ze goed voor je zorgt. Nu niet fietsen vooreerst hoor!
En nog veel meer; in een kantlijn:
Geen zomerjurk meer dragen hoor. Veel te koud.

Zondag, 29 Sept. 1935.
Gisteravond later kwam Mimi nog op bezoek. Ze bracht appeltjes mee, erg aardig - ik was er bepaald door getroffen. We hebben samen serieuze platen gedraaid, en vrij zwaar geboomd.
Let zocht zojuist naar kerknieuws in het ochtendblad en vond tenslotte Ds. van Leeuwen en Ds. Sirks of zo - had reuze plannen, maar ze zal nu beneden wel rustig besloten hebben niet te gaan.

’s middags.
Let is natuurlijk niet ter kerke geweest; dacht ik wel.

’s avonds.
Let heeft ontdekt dat Bep een Jodin is. Ik mag Bep graag, “zit veel bij”. Ze heeft veel meegemaakt; ze leeft wel heel intens.
Ik voel me zieker.

Maandag, 30 Sept. 1935
Dokter Schuurman is geweest. ‘k Moet in ieder geval tot Donderdag nog in bed blijven. Verder bezig geweest met de tekening van mijn kamertje.

Lies kreeg peren van een “mevrouw de Bussy” die ze opdringerig vond; later zou ze nog terugkomen ook!
Let schilt nu een peer bij me. Ik zeg:
“Schil er nog maar één. Als ze Donderdag weer komt, kan ze nieuwe meebrengen”.
Let gilt: “wat zeg je dat cru!” Ze stopt de peer achter in mijn keel.
“Schil er nog maar een”, zeg ik.
“Nee straks”.
“ ’t Zijn mijn peren, verdorie. Maar nee, dan zou ik ze zelf moeten schillen”.
“Ja verdomme, ik ben je schilknecht niet!”
Let hijst haar voeten op mijn bed voor me.
“Jasses Let. Doe weg! Nee jasses Let!”
Etcetera.
Dokter Schuurman wees vanmorgen op mijn rug: “ ’t Lijkt wel een ondergaande zon”. ‘k Heb nl. gekrabd! (Familiekwaal.)

Donderdag, 3 Oct. 1935.
Jakkes! Nu moet ik toch weer tot Maandag in bed blijven. Ik ben werkelijk down. Dokter heeft me m’n Smyrna-werk afgenomen! Mevrouw stond weer bij het onderzoek - doodgenant.
Hedwig
(Duitse hulp van mevrouw) raast weer binnen. Hedwig zegt: “die juffrouw (Let) kooit ook alles op de krond”. Verder: “ik sal de deur open zetten - frische Luft is kesond”. Ik doe de deur dicht met mijn breipen. Dan doet ze de balcondeuren wijdopen: “U sult er niet aan totkan”. “Nee, als het niet tocht niet. Doe je de deur op ’t haakje?”

’s avonds.
Let breit op mijn voeteneind, op de Gramophoon draait “Johnie”, gezongen door Marlene Dietrich:

“Johnie, wenn Du Geburtstag hast
komm ich bei Dir zu Gast
die ganze Nacht - - [...]

En nu draaien we “Peter”.

Op de volgende linkerpagina, normaliter blanco of gesierd door een tekening, foto of brief, deze keer een gedachte:

Wat kun je zelf, je kunt zelf geen leven brengen - je bent leven, maar je weet niet waar je vandaan komt.
En overal naast je wordt geleefd en min of meer zoeken de mensen altijd naar een doel - en ze zoeken dat in het goede en dat is God natuurlijk.
En natuurlijk is God een Ziel - want wat wij zijn is toch ook geest, ziel - het gaat absoluut niet om ons lichaam maar om onze gedachten, onze verlangens, onze hartstochten - dat is ons “leven” - en dat is niet te zien.
Ik geloof niet in een hemel of hel, ik geloof in een individueel zich opheffen, hoe langer hoe meer - naar het Doel.
De dood is een overgang.

’s nachts.
‘k Lig nog wakker.
En ‘k hoor nog steeds trams. De fluit van een boot in de verte. Een autoclaxon - een trein.
Een stad als Amsterdam. Vol leven. En jezelf als één van de krioelende massa mensjes daarin.

Zaterdag, 5 Oct. 1935.
Let heeft net Vader en Moeder uitgeleide gedaan.
Ik ben bezig met het tekenen van Nieuwjaarskaarten, die ‘k à f 0.10 ga verkopen hier in huis! [...]

Bep beweerde dat Dr. Schuurmans me aardig vond. Ik stond perplex. En Let kwam verder nog met de verbijsterende mededeling dat Mimi had gezegd “Lies is zo’n vrouwelijk type”. Als ik Mimi zie moet ik er nu telkens aan denken, hoogst lastig: “ze vindt me een vrouwelijk type, hoe moet ik nu doen!”

Zaterdag, 12 October 1935.
Met Hans, dochter van de hospita, boomde Lies over “vriendschap tussen vriendinnen”.
Hans zei: “ik geloof, dat Let en jij wel echte vriendinnen zijn, maar je hebt het weinig tussen meisjes. Meestal is het tussen vriendinnen zo, dat ze wel met elkaar optrekken, maar, en dit vooral in het gezelschap van jonge mannen, elkaar graag een hak zetten”. Ondertussen dacht ik bij mezelf: “hoe ver zou de vriendschap tussen Let en mij gaan. Als ik eens meer geluk had dan zij, zou ’t dan bekoelen van haar kant? Zou ze, als ze de kans kreeg, me dan ook graag een hak zetten? Zal ze me afdoende verdedigen als mensen iets van me zeggen?”

Dinsdag 15 October 1935.
Let had véél vriendinnen, zo was ze gewoon, vond Lies:
Toch zou het niets voor mij zijn. Let en ik zijn wel heel verschillende types. Met mij praten of “bomen” ze, lijkt het wel. Met Let en over Let zijn ze enthousiast en ze zijn verrukt over haar zonnigheid.
Bep-en-mij is een zeer speciale verhouding. Bep gaf me laatst “Eva” van Carry v. Bruggen. Ze zei tegen me bij die gelegenheid: “ik zoek nog altijd iemand, die eens met me over dit boek kan praten”. Zou Bep van mij verwachten dat ik dat kan? Gelukkig ben ik nu niet meer “bang” voor Bep. Eerst vermoedde ik dat ze mij beter doorhad dan ikzelf - dat ze diep zou praten. Ze kan je ook zo intens aankijken.
Ieder moet toch op zijn manier proberen met zichzelf in harmonie te komen. het is je eigen harmonie, waarover een ander niets zeggen kan. Je moet alleen proberen, verder en hogerop te komen; het leven zelf stelt je wel tegenover de dingen, waar overheen je klimmen moet. Vriendschap tussen twee mensen, is een groot geschenk van het leven. Je moet vriendschap waard zijn. En als je het hebt moet je er heel dankbaar voor zijn.

Vrijdag 18 October 1935.
Vandaag “lettertjes gedaan” op Let’s kamer, en ik heb net “Eva” uit. Van al dat opzitten ben ik nu moe. En wat betreft “Eva”, voel ik me onbevredigd.
Misschien heb ik ’t laatste te vlug gelezen en het mooie er niet uitgehaald. Ik bedoel al die philosophie over “totaliteit” en wat ze daaromheen zegt. Maar ik weet ook zeker, dat ik er nog te jong voor ben.

Vrijdag, 25 October 1935.
Let is op weg naar Groningen. Steeds die trein verder. Straks staat hij in Groningen te puffen, uit te blazen. De Martini, wankel en wel - de Vischmarkt - en jij met de Amsterdamse nieuwe plunje door Groningen’s dreven.

Maandagmorgen, 28 October 1935.
Lies werd weer ziek:
Verspil geld van Vader. En niet eens bijzondere aanleg en aspiraties voor mijn werk. Als je artist bent, lééf je voor je werk. Nu - leef ik voor alles tegelijk en voor niemand en nergens - voor.

‘Wenn ich mir was wünschen dürfte
Möcht’ ich etwas glücklich sein,
Denn, wenn ich gar zu glücklich wär’
Häst Du Heimweh – nach dem Traurigsein”.

(Marlene Dietrich)

Eén maand later waren Lies’ ouders haar kennelijk vanuit Friesland komen opzoeken. Meestal reisden zij per motor. Daarna schreef Lies’ moeder:

Zondagmiddag, 29 October 1935 uur.
Lieve Lieske,
Vorige week om deze tijd zaten we in Tuschinsky; ’t lijkt al weer veel langer geleden dan een week. ’t Was daar een aardige gelegenheid voor ’t oog om te zien, maar Lies wat een ordinaire beweging, die sex appeal lamp, hoe durven ze zoo iets geven! Je lacht dan maar een beetje om die onzin en dan dat gekke dansen en al die joden. *]’t Kopje thee + koekjes en wij aan ons tafeltje amuseerden ons wel dàt vond ik wel echt gezellig hoor en die twee danseresjes waren ook wel lief.
’t Allermooiste vond ik het theeuurtje bij Lieske in ’t kleine kamertje met de gele chrysanten die verrukkelijke koekjes die toch wel een gat in de portemonnaie maakten, hè Lies? en dan de gastvrouw hm! een ... vul maar in en dan dat gaatje in dat roode kleed over de divan waar een stukje deken door gluurde! Wat echt, dat rijtje boeken op de tafel! De lampekap is een dissonant in ’t geheel.

(kantlijn) Lies, vader vraagt hoe de overeenkomst met Mevrouw Oostendorp is. (Handschrift vader) Weet jij dat nog? Nu je een dag of 14 weggaat, maakt dat wellicht verschil. Voor december heb ik reeds volledig betaald - voor Januari ??? Hartelgr. Vader.

Zondag 24 November 1935.
Het weer was zo prachtig, dat Let en ik besloten een eind te fietsen. Doordat we vliegmachines zagen kwamen we op ’t idee naar Schiphol te gaan.
Onderweg allerlei “zondagsmensen” en zo kwam het gesprek op huwelijken:
Ik beweerde tot grote hilariteit van Let: “als je een rijke oude man trouwt, neem je fijn een twoseater - enz. en ik zou tegen de man zeggen: je mag me wel eens zien maar ik wil geen kinderen!”
Te laat terug voor het warme eten tussen de middag. Kregen met tegenzin toch nog iets op hun bord:
Zwijgend gegeten, veel blikken gewisseld; alles werd weggehaald als we ’t net op hadden! Toen besloten we de maat nog vol te maken en gramophoon te draaien. De fietstocht heeft me bepaald goed gedaan!

Donderdagavond 26 November 1935.
Let is vanavond naar een lezing van Ds. Sirks geweest, over Albert Schweitzer. Ik durfde niet door de avondlucht te gaan. Ze heeft erg genoten; ’t maakte veel indruk op haar dat Schweitzer die “eerbied voor het leven” heeft en vooropstelt.

Woensdag 15 Januari 1936.
“Als we weggaan”, zeiden we gisteren op de fiets tegen elkaar, “dan nemen we Bep mee”.

Donderdagavond 15 januari 1936.
We waren naar de bios: * * “Barquely Square”. Zo mooi, dat ik er helemaal van onder de indruk ben.
Ja, ga eens na - het verleden - het heden - de toekomst - en al de mensen - mènsen zoals ik, die daarin hebben geleefd - weer oud zijn geworden, en zijn gestorven.
Ik nog jong - ook één van die levens - en Let -.
En dan óver alle mensen de tijd - die steeds doorgaat - die nooit ophoudt - en je denkt niet aan eigen kleine dingen, maar aan het grote - die Tijd - de eeuwigheid.
Je vraagt je af: “God, waar moet dit alles heen! Het doel!”
Deze film en deze gewaarwordingen zullen Let ook wel wat gegeven hebben. Door dit begrip van de allesomvattende tijd stap je over eigen dingen heen -. Als je ’t goed beseft.
Ja, deze film was wel heel bijzonder, en heel mooi en goed.

Vrijdagavond 24 Jan. 1936.
In huis was het “een downe, matte toestand”. Maar Let en Lies zaten op Lets kamer met verwarming aan en raam wijd open in de zon:
Zalig!
Let gaat vanavond naar het Quaker Student Hostel voor een lezing; daar wonen meisjes èn jongens. Zoiets lijkt me dòl, gemengd.
Enfin – ik wil nu eens tevreden zijn zoals het is.

Dinsdagavond, 28 Jan. 1936.
Naar de schouwburg “de geborduurde bal” geweest.
Ik ben nog steeds erg verrukt van Frits van Dijck,; Let is gecharmeerd van Paul Storm.

Woensdagavond, 29 Jan. 1936.
Let vertelde van de theologielezing vanmorgen. Na het leven op aarde heeft de mens dan ergens in een “sfeer” duizenden jaren tijd om uit te rusten, na te denken over alles, waar hij op aarde geen tijd voor had. Ik zou zeggen: dan niet op aarde terug na die duizenden jaren - maar ergens anders heen. Het heelal is zó oneindig -.

Vermoedelijk februari 1936.
Plotseling vroeg Bep: “irriteert Let jou wel eens”.
Waarop ik, verbaasd, dàt het zo was, direct het antwoord wist: “ja”. “Maar àls dat zo is, houd ik juist toch zoveel van haar, en dat weet ik dan ondertussen”. “Ja” zei Bep.
Bep begrijpt je zo fijn. Tè best soms. We zullen wel veel gemeen hebben. We hadden ’t erover, dat Let zo veelzijdig is.

Zondagmorgen, 16 Febr. 1936 in bed.
Boterham met koek + 2 beschuitjes + thee. Niet genoeg gegeten.
De klok luidt - achter de dichte gordijnen kan ik de grijze lucht en het blauwige dak van de overkant zien - verder een geel balcon met was, die te drogen hangt. De narcisjes op tafel - de prullemand met de tekenrol - het klokje van Mevrouw de Bussy dat stilstaat -

DAGBOEK IV

Amsterdam, Maandagavond 24 Febr. 1936, ± 11 uur.
Even illustreren:
Ik zit in bed, de kussens erop gestapeld, daaroverheen het jute kleed - voor de warmte. [...] Mimi slaapt al. Let heb ik beneden achtergelaten na samen jochurt + cake verorberd te hebben.
Ik zal nu eerst het week-end verslaan.
Zaterdagmorgen had Mevrouw stikum de klok 10 minuten voor gezet! Omdat Let altijd zo op ’t laatste nippertje is!
Na gekus en gewuif reden we met de tram (lijn 8) weg, en toen naar de taxi-onderneming Steenstra.

Bij de pont kochten ze melige appeltjes; Let was hierna de hele weg misselijk en spuugde op de Afsluitdijk. Lies hoge nood door de kou; halverwege Afsluitdijk “gelest”.
In Leeuwarden op de trein naar Groningen; lege coupé en zon!

In Gr. met lijn 3 tot de trollie - daar blauwbekkend gewacht en geconstateerd, dat het in Gr. toch beslist veel kouder dan in Amsterdam was.
Wat vond ik het oer-genoegelijk weer door Groningen’s dreven te lopen. Amsterdam heeft wel veel meer mogelijkheden, maar Groningen is intiem; je hebt het gevoel dat je thuis bent en er mensen kent -.

Zondagmorgen, 1 Maart 1936.
Ongeveer kwart voor tien. De gordijnen zijn nog dicht, maar daarbuiten vermoed ik toch een blauwachtige lucht: een Amsterdamse mooie-Zondagmorgen-lucht.
Bep zal wel naar de kerk gaan. Ik hoorde haar beneden zingen, tegen Let redeneren, in bad stijgen, enz. Ook hoorde ik: “waar is Lies”.
’t Was verder een vrij melig weekje. De eerste dagen het land aan Amsterdam en heimwee naar Groningen.

Op 1 mei werd er van iemand op school een fiets gestolen; een “drama”.
Er zou gecollecteerd worden voor een nieuwe.

Die zomer fietsten Let en Lies een weekje door België.
Uit een brief aan ‘thuis’:

Na Brugge zullen we per trein naar Brussel gaan; voor minder dan f 1.50 zijn we met onze fietsen over!


 

Na de zomer  van 1936 verhuisden mijn moeder en haar vriendin naar de Bronckhorststraat.
Mijn moeder Lies werd bijna 90, een leeftijd die ze hoopte te halen. Zij stierf in 2005. Haar laatste jaren werden getekend door dementie, die overigens bij haar zegenrijk werkte. Want zij werd een echt lief mens, wat ze in haar jongere jaren minder kon zijn.
Zij trouwde in 1944, en bleef haar leven lang tekenen tussen vele andere eisen van het leven door. Lies illustreerde vooral kinderboeken. In in haar jongere jaren ontwierp ze vaak letters, een vak apart. Voor (eerste) stenen op gebouwen, voor een enkel vaandel, en voor ex-librissen van bibliofielen.
Het hoofdaccent in haar leven lag bij het gezin; zo gebruikte zij haar modeteken-inzichten en professioneel uitgevoerd naaiwerk ook om mijn gehandicapte zus er zo modieus mogelijk uit te doen zien.

Let trouwde in 1945, kreeg een stel kinderen van wie één ook speciaal was, en overleed helaas vrij vroeg. Ik vond haar een heel leuk mens. Zij bleef in Amsterdam.

* Mijn oma, in feite een liefdevol mens, had zo haar vooroordelen. Zoals velen in die tijd overigens; men dacht nogal in segmenten. Katholieken en Joden waren voor mijn oma mensen uit een totaal andere en onbekende wereld.

* * Moet vermoedelijk zijn: Berkeley Square, film uit 1933.

© 8 juli 2009, Anèt Saal, dochter van Lies - anet.saal (AD) chello.nl

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<