Stadsgedicht uit Zuid 18 - Sarphatipark 127 jaar

Stadsgedicht 18

Sarphatipark 127 jaar

Eerder moest er het Centraal Station gaan
worden. Maar er kwam het Sarphatipark.

(1885: de eerste boom geplant)

En zie, treinen van bladgroen reden aan.
Het water voor vijvers huwde een gemaal.
En de paden bochtten een stijl van English.
Er groeide een Monument, een tempeltje.
Ik logeerde ooit bij auteur Kousbroek na
z’n Sumatra, in een erker aan de oostkant.
Planten uit een andere wereld stonden er
en stelden zich voor aan mijn gaan slapen.
Ik keek vanuit hun tempo doeloe nog even
naar het park waar Amsterdamse schemer
aan groene takken hing. Mijn Amsterdams.
Ik kijk nu weer: zie de herinneringen aan
die hijgende dagen van toen de paden gaan.
Hier liep deze. Daar zat die. En een meisje
sprong het touw en een jongen baaide poot.
De sleur bleef in vuilnisbakken bij het hek.
Het park is oud, veel ouder nog dan ik in al
m’n bejaard: maar het is verjongd, toe aan
‘n toekomst die om nieuwe dichters vraagt.
Intussen lopen hier deze en die. Een meisje
smst en een jongen mompelt met ‘n mobiel.


Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid