Ook van deze auteur zijn/is:
297 - De Zaag
Als kind woonde ik in die heerlijke rivierenbuurt in Amsterdam. Heel af en toe zoek ik die buurt nog wel eens op. Het was er echt heerlijk toeven, zo vlak bij de Amstel waar ik als kind onder het toeziend oog van mijn moeder mocht spelen in het Amstelpark. Ik woonde in de Hoendiepstraat en mijn even oude neef Jan Willem in de Boterdiepstraat. Twee parallelle straten waarin het prettig wonen was. Vaak slenterden wij door de buurt en (heel) soms haalden wij wat kattenkwaad uit. Jan Willem was eigenlijk altijd de gangmaker in dezen en ik was “medeplichtige”. Zo hebben wij eens een hondendrol door de brievenbus van een oudere dame gewurmd en diverse malen belletje getrokken. Toch waren wij beslist geen “schoffies”. We maakten nooit wat kapot en hielpen bijvoorbeeld ook wel eens oudere mensen hun straatje vegen. De Rijnstraat was de belangrijkste straat in onze buurt. Het was een drukke winkelstraat, waar het vooral ‘s zaterdags altijd gezellig was. Er waren twee doe-het-zelf zaken: Seijfert en De zaag. Tegenwoordig zie je vrijwel alleen nog maar bouwmarkten, maar in de doe-het-zelf zaken kocht je bijvoorbeeld nog “een ons spijkers”. Seijfert was de grootste van de twee dhz-zaken, maar toch was het assortiment van De zaag diverser. In deze winkel heb ik nooit iemand anders achter de toonbank zien staan dan die ene man met zijn armoedige stofjas aan en zijn slechte gebit, dat slechts uit enkele rotte tanden bestond. Kortom, een zaak waar je als vreemde niet zo snel naar binnen zou gaan. Hoe zou de eigenaar van deze zaak trouwens op het fantastische idee zijn gekomen om zijn zaak “De zaag” te noemen? Kortgeleden kreeg ik nog een spontane lachbui door deze naam toen ik mij dat winkeltje voor de geest haalde. Het is zoiets als wanneer je een kledingzaak “de broek” gaat noemen. In ieder geval had het iets heerlijk simpels en het was toch mooi dat je er echt van alles kon kopen. Zo herinner ik mij nog dat mijn moeder mij naar “De zaag” stuurde om een fluitketel te kopen. De man ging even naar “achter” en kwam even later terug met een prachtige blinkende fluitketel. Als service blies hij even door de fluit om na te gaan of die ook goed werkte. Ja hoor, hij deed het. Voor de zekerheid heb ik mijn moeder nooit verteld dat de man met zijn drie rotte tanden op haar fluit heeft geblazen. Toen ik later met Jan Willem probeerde een strandzeilwagen te bouwen, hadden we wat wielen nodig. Jan Willem had nog een oude fiets, waarvan we de wielen konden gebruiken. Tja, ik schiet nu weer in de lach omdat ik weer denk aan de manier waarop we de wielen wilden demonteren. Geloof het of niet, we deden dat met een bijl. Beng, zo hakten wij dat frame in tweeën, wat nog lastig ging. Omdat we nog wat bouten en moeren nodig hadden gingen we naar “De zaag”. We kochten er het montagemateriaal dat we nodig hadden. Tot onze stomme verbazing zagen we dat de man achter de toonbank nu met een prachtig gebit rondliep, Buiten gekomen zei Jan Willem direct: “nou, het is een hele verbetering”. |