Winter '44-'45 . . . .

<< terug 

 

 

Inleiding:

Op de Deventer boekenmarkt, die in augustus 2006 werd  gehouden, trof ik tussen de vele duizenden boeken een klein werkje aan van P.A. Donker, geschreven in het eerste bevrijdingsjaar 1945 en uitgegeven door AD. Donker uitgeverij. Dit beknopte boekje geeft goed weer hoe de hongerwinter is ontstaan en wat de gevolgen daarvan waren voor het bevolking in het westen van het land.
Uitgeverij AD. DONKER gaf mij, bij monde van Joyce Bunt, toestemming om de gehele tekst op deze website te plaatsen. Waarvoor mijn hartelijke dank.
Ik heb de gehele tekst gescand en omgezet in bewerkbare tekst. Scannen met de OCR-techniek gaat niet geheel feilloos, het kan dus voorkomen dat er een foutje in geslopen is.

Jos Wiersema - augustus 2006

Wilt u het gehele verhaal in 17 pagina's uitprinten?
Printversie in PDF-formaat: DOWNLOAD

naar de website >>

 

P.A. Donker

WINTER '44-'45
Een winter om nimmer te
vergeten

AD. DONKER UITGEVERIJ
BILTHOVEN 1945 ANTWERPEN

INHOUD

1. HONGERBLOKKADE
2. HONGERTOCHT

3. HUN EIGEN VRAAGSTUK
4. "GOED WERK IN DRENTHE"
5. NOOD IN AMSTERDAM

VERANTWOORDING

1914-1918: Een kwart eeuw geleden schreef de romancier J. C. van Wijck Czn. (Pseudoniem van W. Donker pzn.) vijf roerende reportages uit het door .de Duitschers geteisterde Vlaanderenland. Vijf reportages over het leed der enkelingen, die hij bundelde tot een boekske "Druppels uit den beker der Smart".
1940-1945: Wederom zijn het de Duitschers die het het menschdom aandoen. Maar het leed van den enkeling is verloren gegaan in dat der massa. Op het einde van dezen Tweeden Wereldoorlog vloeien de druppels uit den beker der smart uit tot een zee van menschenleed. Vijf nieuwe reportages, ditmaal uit eigen land, geschreven door een zoon van Van Wijck, willen van dit leed getuigen, opdat zijn kleinkinderen nimmer vergeten wat het Duitsche naziregiem voor ons beteekende.

P. A. DONKER
Amsterdam, Mei 1945.

 

Omhoog  HONGERBLOKKADE

De vijfde September van het vijfde oorlogsjaar zal als "Dolle Dinsdag" in de herinnering van vele Nederlanders blijven voortleven. Deze dag was een keerpunt in de geschiedenis van het door de Duitschers bezette Nederlandsche grondgebied. In het Westen des lands was het een dag vol verwarring. De dag van de overhaaste aftocht van Duitschers en landverraders.
Duitsche strijdkrachten zijn in Vlaanderen op  de vlucht geslagen. Als een muitende, ordelooze troep trekken de manschappen door Zeeland, Utrecht en Gelderland. Wie maalt er nog om krijgstucht? Een burgerpak en een schuiladres zijn, véél belangrijker!

Het gerucht van deze massale vlucht leidt in westelijk Nederland tot een onverwachte uittocht. Het Duitsche bezettingsapparaat, dat vier en een half jaar in Den Haag zijn zetel had, wordt overhaast naar het Oosten des lands verplaatst en tegelijk daarmede slaat al wat N.S.B.'er is op de vlucht. Nadert de oorlog zijn einde?
In het nationaal-socialistische kamp is een wilde paniek uitgebroken. Kameraden en kameraadskes trachten het veege lijf en hun gestolen eigendom te redden. Hun machtige beschermers, de met de Duitsche wilsoplegging belaste leden van de N.S.D.A.P. hebben hun handlangers in den steek gelaten. Zij bevinden zich reeds aan de andere zijde van de nog in staat van verdediging te brengen IJssel-linie...

Op de spoorwegstations in het Westen drommen de vluchtende menigten samen. De bonzen van de Nationaal Socialistische Beweging in de Nederlanden zijn er met volgepakte auto's van doorgegaan. Lagere Goden staan nu met bijzondere papieren, volmachten en Duitsche verklaringen te goochelen om een gereserveerde zitplaats te bemachtigen. De eerste trein met volgepropte coupes en volgestampte goederenwagens is reeds vertrokken. Wanneer gaat de volgende? Niemand kan het zeggen... Dien nacht blijven de stationswachtkamers en de perrons vol in angst verkeerende vluchtelingen. Er wordt warm eten uitgereikt, er wordt om een dokter geroepen. In Amsterdam wordt op het tweede perron een kind geboren en in de duisternis vertrapt. In het vroege morgenuur vertrekt er een overladen trein, die weinige minuten later onder vuur wordt genomen door een luchteskader van de Geallieerden. Er vallen dooden en gewonden.

"Dolle Dinsdag", 5 September 1945. Het was een smadelijke vlucht, maar een vlucht, die voor de geknechte burgerij nog geen bevrijding zou beteekenen. Op de belangrijkste posten keeren de Duitschers weer en voor de gehate "Grüne Polizei" komt versterking opdagen.
De heimelijke en openlijke vreugde over den uittocht der partijgangers verkeert weldra in kommer en nieuwe zorg.
Het Westen van Nederland is een eiland geworden dat voorbestemd is om slagveld te zijn of door moedwillige inundaties grootendeels in zee te verzinken. Maar éérst zal het radicaal worden leeggeroofd!
Na dien vijfden September rijden er dag en nacht volgeladen goederentreinen naar het Oosten. Levensmiddelenvoorraden, allerhand materialen, geheele fabrieksinventarissen, kortom álles wat waarde heeft wordt weggesleept om "elders in de Europeesche ruimte" benut te worden ten dienste van de op haar eind loopende Duitsche oorlogsvoering.
Maar dan komen de Nederlandsche spoorwegmannen in actie!
Op Zondag 17 September 1944 gaat het van mond tot mond. Ditmaal is het de Nederlandsche regeering zelve die van Londen uit de mannen heeft aangespoord om hun machtigen arm te bewegen. 'Het gansche raderwerk staat stil... Een machtig verzet om aan het roof transport der Duitschers paal en perk te stellen.
Slechts eenige dagen blijft het stil. Gewapend Duitsch spoorwegpersoneel tracht dan het werk der stakers over te nemen. De roof wordt voortgezet ten koste van alles. Ter beteugeling van een dreigenden op tand worden overal mannen opgepakt. Met de kolf van het geweer worden zij voortgedreven naar den IJssel om verschansingen en tankgrachten te graven.
Op de Zuid-Hollandsche eilanden en in de kuststreek worden ouden van dagen, vrouwen en kinderen uit hun huizen gejaagd. Door regen en wind trekken zij in onafzienbare rijen langs de wegen. Voertuigen, zelfs kinderwagens, worden door de Duitschers afgenomen."Warum benützt du nicht die Eisenbahn?", hoont een wel-doorvoede soldaat een zeulend moedertje. Vruchtbare polders komen onder water te staan. De toevoer van levensmiddelen staat stop. In Rotterdam en in Amsterdam weerklinkt de donder van zware explosies. Dokken worden vernield en tot zinken gebracht, havenoutillages en scheepswerven bronnen van welvaart - meedoogenloos opgeblazen.
Vrij plotseling komt er aan de jacht op arbeidskrachten een einde. De Duitschers hebben iets sluwers bedacht, iets wat manschappen vergende razzia's overbodig zal maken. Door honger gedreven zal het laatste restje menschelijke spierkracht op eigen gelegenheid naar de IJssel-linie komen om daar "vrijwillig" mee te werken aan de vervolmaking' van het verdedigingssysteem. Zóó hebben de Duitschers het zich gedacht en zóó was de uitwerking van het snoode plan: Er komt een embargo op het vervoer van levensmiddelen; het Westen van Nederland wordt aan den honger prijsgegeven. Het scheepvaartverkeer over het IJsselmeer wordt stop gezet; alle transporten van levensmiddelen worden aan de IJssellinie opgehouden. Niets mag er meer door!
Tezelfder tijd laat Seys-Inquart zich intervieuwen door de "Deutsche Zeitung in den Niederlanden". "Het transport van de zoo hoog noodige levensmiddelen naar het Westen is een vraagstuk, dat de Nederlanders zelve dienen op te lossen..."
Tot den laatsten dag weet het stuiptrekkende nazi-regiem in dit gebied zijn moordende geesels te hanteeren. In de provincies Utrecht, Zuid- en Noord-Holland, met meer dan vier millioen inwoners, komen honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen in nood te verkeeren.
"Meedoen of verhongeren" schijnt thans het devies te luiden. Wanneer in Amsterdam het schrale broodrantsoen is teruggebracht tot vijfhonderd gram per persoon en per week en wanneer de toevoer van aardappelen totaal gestagneerd is, begint het (Duitsche) "Adviesbureau voor Arbeid" een perfide reclame-campagne. Op alle aanplakzuilen worden kleurige affiches geplakt, in alle kranten verschijnen eensluidende advertenties. Ziehier den tekst:

In bovenstaande advertentie is alleen nog sprake van "goede verzorging" en "behoorlijk loon", alsmede van  "bevredigend geregeld briefverkeer met de familie". De tekst van de daarop volgende advertenties en affiches is nog aanlokkelijker, nog Duitscher, nog misdadiger:

Lees en herlees deze opsomming van hier in het Westen onbereikbare heerlijkheden! Hier worden de aardappelbonnen (één kilo per week!) pas na vier, vijf weken gehonoreerd, olie, vleesch en groenten zijn lieve herinneringen evenals worst, kaas, boter, koffiesurrogaat, suiker, jam of kunsthoning. De laatste voorraden liggen achter versperringen opgeslagen in de Duitsche forten en achter de versterkingen van onze omgewoelde Nederlandsche kust. Alle winkels en magazijnen zijn leeg. In de Zaanstreek en overal elders wordt het voedsel voor de burgerbevolking in beslag genomen en met geroofde auto's onder militaire bewaking weggesleept. In de steden van Utrecht, van Zuid- en Noord-Holland wordt armoede en ,gebrek geleden. Maar in de streek Meppel-Groningen vinden de mannen "goed werk", "goed werk" en ongekende weekrantsoenen.
Staatsleugenaar No. 1 zal zulks met opwekkend commentaar nog vele avonden voor de radio herhalen!

Omhoog  HONGERTOCHT

Freek Jansen uit de Kattenburgerstraat werkte tot voor kort bij de Nederlandsche Scheepsbouw. Alle werk ligt daar stil. De Duitschers hebben de hellingen en de kranen opgeblazen, de machines gedemonteerd en in Rijnaken doen laden. Sedert heeft Freek van speruur tot speruur getobd en gezwoegd om voor zijn gezin aan een hap voedsel te komen.
"Wanneer ik hier blijf, verhonger ik met vrouwen kinderen," overweegt Freek Jansen. "Ga ik voor de moffen werken, dan heb ik te vreten en dan kunnen zij thuis m'n bonnen houden. Bovendien kan ik elke week een zak "appies" sturen... In de kop van Noord-Holland is niets meer te halen. De boeren in de Wieringermeer ruilen alleen nog voor goud en m'n trouwring is al pleite...".
Freek Jansen denkt terug aan zijn laatsten hongertocht en wij weten uit ervaring wat er daarbij in hem omgaat!

Allen die in deze inktzwarte duisternis zonder licht langs den weg zijn tasten voet voor voet hun koers naar de hoofdstad. In Purmerend hebben de meesten een klok zes uur hooren slaan, maar niemand weet hoe lang dat geleden is.
Wie predikte dat de hel een verzengend vagevuur zou zijn?
Dit is de hel: verkleumde voeten in soppende schoenen, striemende regen, verkillende wind, een loodzware last en rondom een troostlooze duisternis. Een fietswiel dat bezwijkt, moeheid, die tot onmacht leidt en in al deze kille nattigheid een brandende dorst, dorst en een knagend hongergevoel...
Over een uur, over een half uur, moeten de aardappelslepers "binnen" zijn, maar niemand weet hoe ver het nog is. De regen stort met bakken op een weg, die al half onder water schijnt te staan.
"Is daar iemand? Heila, geef eens antwoord !"
Vlak vóór ons klinken rauwe vloeken en achter ons fluistert een benauwde stem een smartelijk gebed: "God! Laat die velg nou niet bezwijken! Ik heb dórst, ik heb hónger, ik kan niet meer... Hoe kom ik toch thuis...?"
Is dit een nachtmerrie of is dit rauwe werkelijkheid?

Wij weten maar al te goed dat dit werkelijkheid is en wij weten óók dat wij drie dagen en drie nachten willen slapen. Even slechts wakker worden om ons zat te vreten aan de 'meegebrachte piepers en dan weer verder slapen, maffen in de veilige beschutting van een warme kuil...
Maar voorlopig zijn wij nog niet thuis !
Wat deert het of wij kromgebogen midden in een plas water staan? Maalt een drenkeling er om of het water grauw, groen of grijs is? Hij laat zich zakken en hoort achter in zijn hoofd de engelen "zingen.
Zóó, ja zóó moet het einde zijn.

Met duizend andere hongerlijders zijn wij op de naakte velg van Amsterdam naar de kop van Noord­Holland gefietst. Met een pakje droge boterhammen, veel goeden moed en een opgerolde gonjezak.
Duizend hongerlijders, duizend fietsen zonder banden, ratelend en klaterend als machinegeweren, stotend en rammelend over klinkers, steenslag en beton.
Hoe kan een volk zóó snel verarmen! Kale boomen en druilende regen passen goed bij deze misère.
Om vier uur, toen het nog duister was, is de trek begonnen en de staart van dezen triesten hongeroptocht ligt nog verwaaid tusschen de huizen­blokken van de hoofdstad. Alles trekt in één richting en eenmaal opgenomen in dezen stroom denken wij onwillekeurig terug aan gelukkiger tijden. Toen was het vóórjaar en de blijde stroom uit Amsterdam trok Westwaarts, naar de bloembollenvelden. Stralende zonneschijn, glinsterende fietsen met puike banden. Neem geen risico: leg er een nieuwen band om vóór je van huis gaat. Kost een daalder, hóóg-uit twee-vijf-en­twintig... Leg er eens aan voor een glas melk, een reep chocolade, een uitsmijtertjeham. Steek nog eens een piraat op, waarvan je de weelde niet kan beseffen!
Destijds: allen op de fiets naar de bollen!
Thans: voor een hap eten op wankel oud-roest naar de boerenpiepers...
Generaal Honger heeft bij de IJ-pont appèl gehouden en zijn uitgeteerde volgelingen hebben zich present gemeld. Tobbers met wrakke vehikels, opgelapte bakfietsen zonder banden, gehuurde handwagens of het onderstel van een kinderwagen, moeizaam voortgezeuld aan een touw.
Generaal Honger wijst naar het Noorden. Vijftig kilometer heen, vijftig kilometer terug. Wie geluk heeft haalt het einde in één dag, wie loopen moet doet er twee, drie dagen over en wie door zijn fiets zakt heeft pech gehad en moet maar zien dat hij weer thuis komt.
Welk een armoede en welk een troostlooze ellende wordt daar geleden om een mudzak vol aardappelen. En tot welk een demoralisatie leidt dezen nood! Waarom staat daar op het damhek van een boerenerf het opschrift: "Aan Amsterdammers wordt niet verkocht"? Waarom verleent in Avenhorn de vriend van alle Jordaneesche hengelaars niet langer onderdak aan gestrande aardappelsleepers ?
Boer en hengelaarsvriend deden slechte ervaringen op met roovende gasten. Konijnen verdwenen uit het hok en een linnenkast werd in het holst van de nacht leeggehaald. Een schaap op eigen erf afgeslacht, in stukken gesneden en meegenomen... Damhek en deur blijven thans voor Amsterdammers gesloten. U en wij zullen om de kwaden onder ons gelijkelijk moeten lijden.

De hongeroptocht ebt rammelend verder. Van Avenhorn naar Ursum, van Obdam naar Veenhuizen, Spanbroek en als het moet nog Noordelijker. Straks, op den terugweg, wanneer de avond is gevallen, sluipt door het hongerig cordon "de man met den hamer". Links en rechts deelt hij zijn klappen uit. Achterblijvers worden uitvallers. Te voet gaan de wanhopigen verder in de duisternis. Hun last is véél te zwaar voor de futlooze spieren. Amsterdam is nog steeds te veraf...
Waarom geeft de maan, geven de sterren niet wat schijnsel?
Weg en water zijn niet te onderscheiden. Door en door nat van de stroomende regen gaat het tastend verder, moeizaam, voet voor voet.
Wie schreef dat honger tot opstand kan leiden?
Honger en moeheid maken mat en willoos!
Wie vanavond tusschen Purmerend en Den IIp verongelukt berust in zijn ellende. Bij het wrak van zijn fiets, van zijn armzalig voertuig, zalft hij neer om te wachten op het licht, als eerste hulp bij zooveel ongeluk.
Langs den weg, dien duizenden Amsterdammers in dezen barren winter gingen hebben enkelingen tengevolge van algeheele uitputting den hongerdood gevonden. Weedom, verloren gaande in de smart der massa.

Omhoog  HUN EIGEN VRAAGSTUK

Op dagelijksche persconferentie in 't Departement van Volksvoorlichting te 's Gravenhage is een contact tusschen de Duitsche overheid en de bevolking van het bezette Nederlandsche grondgebied. Ook in deze persconferentie wordt herhaald, dat de Nederlanders zélf verantwoordelijk zijn voor den dreigend en hongersnood. Over het Duitsche embargo op de voedseltransporten wordt zeer nadrukkelijk geen woord gerept!
Wanneer achter de IJssel-linie met man en macht moet worden gewerkt aan een verdedigingsgordel ter verlenging van de zoogenaamde Siegfriedlijn, onttrekt de "Organisation Todt" boeren en landarbeiders met hun paarden aan een voor de voedselvoorziening uiterst belangrijk werk: het rooien van aardappelen in Drenthe.
De Drentsche boeren klagen dat de aardappelen in den grond beginnen te rotten en in het Westen dreigt het hongerspook!
Het probleem komt in de Haagsche persconferentie ter sprake, maar de oorzaak van den nood - het onttrekken van de aangewezen arbeidskrachten - dient daarbij onaangeroerd te blijven. De oplossing van het probleem dienen de Nederlanders zélf te zoeken, zeggen de Duitschers. Nadat zij van Duitsche zijde de plechtige verzekering hebben ontvangen, dat vrijwilligers niet voor weermachtswerk of voor werk in Duitschland zullen worden gevorderd, plaatsen de journalisten in hun kranten een oproep om in Drenthe aardappelen te gaan rooien. De nood is hoog gestegen. Week na week worden de aangewezen aardappel bonnen, die niet gehonoreerd konden worden, verlengd. In den zwarten handel kosten de aardappelen f 9.- per kilo...
Aan de oproep  wordt gevolg gegeven. Alleen reeds uit Amsterdam vertrekken 2.170 mannen om in Drenthe piepers te krabben. Met de Lemmerboot trekken zij 's-nachts over het IJsselmeer. Zij durven het risico te nemen. Het risico van de reis, het risico van eventueele tewerkstelling. De in het vooruitzicht gestelde premies (extra aardappelen en een mud cokes) heeft daarbij stellig gewicht in de schaal gelegd. Bovendien hopen zij in Drenthe relaties aan te knoopen, die voor eigen voedselvoorziening belangrijk kunnen zijn.
Merkwaardig verschijnsel: de Duitschers houden een keer hun woord! Medio December komen de laatste vrijwilligers terug uit Drenthe. Zij hebben 2.000 H.A. aardappels gerooid en zij zijn uit handen gebleven van de "O.T.". Maar voor sommige hunner is het een "narrow escape" geweest!
Met de particuliere voedselvoorziening is het óók in orde gekomen. Weliswaar stond bij aankomst in Amsterdam de Economische Politie (N.S.B.-agenten onder leiding van kameraadkapitein Ponne!) gereed om een meegebracht konijn, een flesch raapolie en een pondje boter in beslag te nemen, doch het verontwaardigd geschrijf van eenige journalisten heeft ook dát kwaad weten te bezweren. Nu is het wachten alleen nog op de in het vooruitzicht gestelde premie.
Ook daarvoor is nog heel wat geschrijf in de krant noodig. Het duurt wat lang, maar het komt in orde...

Vrijwilligers uit het met hongersnood bedreigd Westen hebben er voor gezorgd dat de aardappels in Drenthe uit den grond kwamen. Daar liggen thans 700.000 ton klaar voor verzending. Maar hoe komen die piepers nu naar het hongergebied? En wanneer ???
In Amsterdam wordt een royaal gebaar gemaakt. Hoewel eerder aangewezen aardappelbonnen nog niet gehonoreerd zijn, wordt na de terugkeer van de vrijwillige rooiers voor de week van 17 tot 23 December een dubbel rantsoen in het vooruitzicht gesteld. Een dubbel rantsoen... maar weet iemand ergens aardappelen te krijgen? Voorloopig dienen de bonnen 275 en R17 van de Tweede Noodkaart bij den handelaar te worden ingeleverd.
In den zwarten handel kosten de aardappelen eenige honderden guldens per mud...

Ook het vervoer van de onontbeerlijk piepers is een probleem, dat de Nederlanders zélf dienen op te lossen. Na het uitbreken van de spoorwegstaking zijn de spoorwegen geheel in handen gekomen van de in dienst der weermacht staande "Deutsche Reichsbahn". In de binnenschipperij heeft de "Kriegsmarine" het voor het zeggen en wegvervoer is onmogelijk omdat er geen auto's zijn en omdat er geen benzine is.
Een persslaaf van "De Telegraaf" heeft zich door de Duitschers een vlammend artikel laten inblazen:

"LANGER WACHTEN IS ZELFMOORD". De Nederlanders moeten zélf de aardappelen in Drenthe gaan halen. Er móet gevaren worden.

"Door de Duitsche autoriteiten zijn wij gemachtigd tot de verklaring, dat er 100.000 tot 200.000 ton scheepsruimte van de Nederlandsche binnenvaart beschikbaar is voor den vervoer van levensmiddelen naar de groote steden in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Zij willen daaraan alle noodzakelijke faciliteiten verbinden en houden slechts vast aan de voorwaarde, dat dit alles door Nederlanders zelf zal moeten worden uit gevoerd."

Op denzelfden dag dat dit artikel in de krant verschijnt komen er twee schepen met aardappelen door de Oranjesluizen. De lading wordt door de weermacht in beslag genomen en de Kriegsmarine neemt de schepen over om roofgoederen naar Duitschland te vervoeren. De schippers worden met hun hebben en houden aan wal gezet..."
Er is op 1 December 1944 in beginsel besloten tot oprichting van een" Centrale Reederij Voedselvoorziening". Elk particulier initiatief dient in het kader van deze vervoersorganisatie te worden gecoördineerd.
De voorraden in het Westen zijn uitgeput, iedereen voelt thans aan den lijve dat er een, hoogst critieke situatie is ontstaan. Wanneer de vorst vroeg invalt is er geen redden meer aan...
De eerste weken van December verstrijken zonder merk baren aanvoer van aardapelen. Op 22 December wordt het verboden om met paard en wagen buiten Amsterdam te gaan. Particuliere aanvoer van aardappelen uit Noord-Holland mag niet worden toegestaan. Een Haagsch initiatief om met een lange rij hand wagens aardappelen te gaan halen bij de boeren aan den rand van het geïnundeerde gebied van Zuid-Holland wordt na de eerste succesvolle rit ongewenscht geacht en verboden. De ambtenaren van den Crisis Controle Dienst leggen ijzeren ringen om de hongerende steden.
Eind December zijn de plannen van de "Centrale Reederij" reeds zoover gevorderd, dat de adressen bekend gemaakt worden waar de schippers zich kunnen melden. Aan zeven verschillende kantoren moeten zij papieren halen om te kunnen varen...
Langs de wintersche wegen trekken de noodlijdenden uit het Westen in lange dagmarschen naar de boeren om voor de hongerige gezinsleden wat eten op te scharrelen. In het door de Centrale Keukens toebereide eten worden thans suikerbieten verwerkt. Door gebrek aan kolen kunnen de groote suikerraffinaderijen in het Westen niet werken; de bieten komen thans ter beschikking van de voedselvoorziening.
Hebt U wel eens vetvrije stamppot van zuurkool met suikerbiet gegeten? Of suikerbiet met gezouten andijvie?

Wie hónger heeft leert het eten! Half Januari gaat het vriezen.
Voor de komende week is op de eerste bonnen van de Derde Noodkaart één kilo aardappelen, één kilo brood, een ons kaas en drie kilo suikerbuiten aangewezen. Het rantsoen voor de geheele week.
Kaas is nergens verkrijgbaar en probeer maar eens aan aardappelen te komen. Voor het brood moeten wij overal loopen of urenlang in de rij staan. Het is gaan vriezen en van de sedert zes bange weken op papier bestaande "Centrale Reederij Voedselvoorziening" hebben wij weinig te wachten. Het is een vergulden knoop in de hongerzweep der Duitsche bezetters.
Op 23 Januari wordt er in de Haagsche persconferentie wederom aandacht geschonken aan den gerezen nood. Veel nieuws is er niet te vertellen. De ongunstige resultaten van de "Centrale Reederij" worden thans toegeschreven aan het weer, aan de vorst. De Oranjesluizen blijven gesloten, op het IJsselmeer is een aardappelconvooi in het drijfijs bekneld geraakt. De stilstand in het scheepvaartverkeer zal worden benut om in de Noordelijke provincies zooveel mogelijk schepen te laden. Er ligt daar reeds 12.000 ton beladen gereed... Van 18 December tot 14 Januari is er weliswaar aanvoer van aardappelen geweest, maar de achterstand was te groot. Daarom kunnen nog niet alle bonnen gehonoreerd worden. Het rantsoen had reeds op 1 December op één kilo per week gebracht moeten zijn... Hier in het Westen is nog een graanvoorraad voor vijf weken, doch het is niet mogelijk deze hoeveelheid snel af te dorsen. In Amsterdam hebben de bakkers den laatsten vrijen voorraad meel verbruikt. In Den Haag verstrekt de Centrale Keuken nog maar driemaal per week warm eten. In de komende dagen ligt de voedsel aanvoer over het IJsselmeer geheel stop. Het toch al drastisch verlaagde broodrantsoen zal gehalveerd worden. Met het op 26 Januari toegewezen rantsoen van 1000 gram moeten de door honger geplaagden rondkomen tot 10 Februari...!
Behalve suikerbieten worden er nu ook bloembollen gegeten. Bloembollenmeel werd trouwens al eerder in het brood verwerkt. Er wordt gewaarschuwd tegen het gebruik van spinaziezaad, dat ook al tot meel wordt vermalen.
In Friesland en in Twenthe worden hulp-acties georganiseerd. Zij gaan gepaard met een aanzienlijke verscherping van de controle op de wegen, zoowel te land als te water. Voedseltransporten zonder behoorlijk geleidepapier worden onherroepelijk in beslag genomen. Met personenauto's, per rijwiel of te voet mogen alleen voor eigen gebruik levensmiddelen worden meegenomen. Granen en peulvruchten tot ten hoogste één kilo, boter en vleesch tot ten hoogste half kilo per persoon.

Het Zweedsche Roode Kruis tracht eenige verlichting te brengen in dezen barren nood. Op 26 Januari zijn voor het Marsdiep bij Den Helder twee schepen met levensmiddelen gesignaleerd. Levensmiddelen voor de ziekenhuizen en voor de kinderen tot veertien jaar, die er het naarst aan toe zijn. In een van de groote havens van het hongerende Westen willen deze Zweedsche schepen circa 3.600 ton levensmiddelen lossen. Meel, erwten, gedroogde groenten, margarine, levertraan en melkpoeder.
Een barkas vàn de Duitsche oorlogsmarine vaart de  schepen snel tegemoet.
De Zweedsche gezagvoerders moeten den steven wenden en opstomen naar Delfzijl. Daar moeten de kostelijke Zweedsche gaven blijven liggen tot de waterwegen naar Westelijk Nederland weer ijs-vrij zijn, "tenzij zich vóór dien tijd door Nederlandsch initiatief de mogtlijkheid van het transport per spoor voordoet."
(De Telegraaf van 29 Januari 1945). Zó willen de Duitschers het. Meedoen of verhongeren...

Omhoog  "GOED WERK IN DRENTHE"

"Zijt gij vijands slaaf? Meldt U dan! Zoo niet, dan niet.
De "illegale beweging" tracht met oranjekleurige plakkaten de werfcampagne van het (Duitsche) Adviesbureau voor Arbeid afbreuk te doen. Haar plakkaten zijn suggestief genoeg: een in gebukte houding spittende arbeider, schuw opkijkend naar een bullebak van een Duitscher, die den knoet hanteert.
"Zijt gij vijands slaaf? Meldt U dan! Zoo niet, dan niet!"...
"Zoo niet, dan maar verhongeren !", had er feitelijk moeten staan, want zij die voor dit plakkaat verantwoordelijk zijn kunnen ondanks de vele goed-georganiseerde en geslaagde roofovervallen op distributiekantoren den honger van zoovele duizenden niet stillen.
De honger is een harde zweep! Tienduizenden voelen het in Westelijk Nederland aan den lijve.
Is het te verwonderen, dat zich voor het Adviesbureau voor Arbeid te Amsterdam toch nog een lange rij vormt van "slaven", die geneigd zijn te bezwijken voor de verleiding van de ongekend hooge rantsoenen, die daar op de lijn Meppel-Groningen worden uitgedeeld?
Een der leiders van deze werfcampagne, Herr Huster, hult zich in een schaapsvacht. "Mijn taak is noch militair, noch politiek. Ik verleen slechts bemiddeling om de Nederlandsche volkskracht op peil te houden. Onverschillig hoe deze oorlog eindigt, zal het toekomstige Europa behoefte hebben aan sterke, gezonde menschen. Leeglooperij is sloopend en beteekent verlies aan volkskracht. Werken in het Oosten des lands beteekent voor den arbeider bezigheid, betere voeding en instandhouding van zijn body. Werk geeft arbeidsvreugde en het vertrek met achterlating van de distributiebescheiden beteekent een welkome ontlasting voor het gezin van den betrokkene..."
Zóó pijpt deze moderne "Rattenvanger van Hamelen" en alle illegale actie ten spijt geven honderden aan zijn lokroep gevolg.
In Amsterdam gemiddeld driehonderd per week!
Vaders van groote gezinnen, die geen raad meer weten, jonge jongens, die zich als niets inbrengende opeters bij moeder-thuis te véél voelen, losloopende vrijgezellen zonder kosthuis, banjerlui en logementsvolk... Oome Dorus heeft gevaren tot-ie gedaan kreeg.
Drie weken lag hij met een gecompliceerde beenbreuk in een Amerikaansch zeemanshospitaal en een sleependen poot was alles wat ie er van overhield. Als opstapper kwam hij terug naar Mokum en dat was zijn laatste vaart.
Veel verhaal op de reederij was er niet en aan den wal had Oome Dorus kip noch kraai, dus zat er niets anders op dan dálven. Eerst wat scharrelen bij de schepen in de haven. Zoo goed en zoo kwaad het ging voor duizendpoot spelen. Dagje werken bij een vletterman, dagje helpen bij een korrepikker, zélf eens een akkevietje opknappen..

En toen het voorjaar kwam: den boer op met een kissie garen en band. Geen andere zorg aan zijn kop dan aan het einde van den buitenweg zoo goed mogelijk den winter door te komen. Was dan op logement bij de een of andere moeke tot de centjes óp waren. Verzeilde dan in de toevlucht van het Leger des Heils. Liefdewerkoud-papier...  je ként dat wel!
Oome Dorus heeft de oorlogsjaren zoo goed mogelijk doorgescharreld. Met en zonder kissie heeft hij het laten ebben en vloeien, tot eindelijk de honger hem erger dan ooit te pakken kreeg. In de stad viel niets meer op te schooien, het Heilsleger was opgedoekt, dus zat er niet veel anders op dan zwérven. In hartje winter den buitenweg op om den honger te ontvluchten...
Banjerend van dorp tot dorp kwam hij in Assen uit,  samen met nog een paar Mokummers, die op zoek waren naar de vleeschpotten van Egypte.
Zij kloppen aan bij "Port Natal" en Oome Dorus laat zich meedrijven. "Port Natal" is een ontruimd krankzinnigengesticht, dat de Duitschers als werkkamp hebben ingericht. De rechtervleugel voor "politieke gevangenen", de linkervleugel voor "vrijwilligers".
Oome Dorus en zijn makkers krijgen van den kampwacht brood met boter en worst er op en een blikkie leut om het door te spoelen. Zij schransen als wolven en zij laten zich achterover vallen op het strooleger om na langen tijd in te luimen met een onge.kend gevoel van welbehagen.
Den volgenden dag worden zij aan genomen door den kampbeheerder. Eentje van de club, maar dat is Oome Dorus om het even. Hij heeft voorloopig kost en inwoning en verdient bovendien nog vijf guldens per dag en 's-Zondags een rijksdaalder extra. Zoo kan hij den winter doorkomen!.
Een uur later staat hij te spitten in de hei. 't Is werk voor de weermacht, zeggen ze, maar al was het voor Onzen Lieven Heer zélf: Oome Doms kan het niet volhouden! 's-Avonds doet zijn vermagerde ribbenkast hem aan allen kant zeer en wanneer hij 's-morgens opstaat is hij zoo stijf als een plank van de spierpijn. Twee weken houdt hij het nog vol, maar dan besluit hij te drossen. Samen met nog drie gedalleste jongens sluipt hij op een avond de poort uit, na eerst voor drie dagen brood, boter en worst in ontvangst te hebben genomen.
Oome Dorus en zijn makkers zijn de eersten niet die uit "Port Natal" deserteeren. Wél zullen zij de eersten zijn, die onder den nieuwen, verscherpten tuchtmaatregel vallen.
Nog vóór zij een veilig nachtkwartier kunnen vinden vallen zij in handen van een "Ueberwachungskommando". Persoonsbewijzen kunnen zij niet toonen; die lieten zij in "Port Natal" achter. Maar het "Schanzausweis" dat zij in hun zak hebben, duidt er op dat zij vluchtelingen zijn en hun vonnis is daarmede geteekend. Oome Dorus krijgt plotseling een gooi, die hem op den berm van den weg doet tuimelen. In zijn nek voelt hij iets kouds en misschien heeft hij het schot nog gehoord...
Het is den 20sten November van het jaar 1944.
In de stilte van den laten winteravond zijn er vier schoten gevallen. De ontzielde lichamen van vier tobbers verstijven van de nachtvorst en den volgenden dag moeten honderd spitters van "Port Natal" onder gewapend geleide langs de plek marcheeren waar het Germaansche recht voltrokken werd. Als afschrikwekkend voorbeeld voor andere vrijwilligers, die zich aan het goede werk op de lijn Meppel-Groningen zouden willen onttrekken.

"Goed werk op de lijn Meppel-Groningen"...
De duizenden Nederlanders van alle rang en stand, die na de Septemberdagen bij razzia's werden opgepakt, weten er van mee te praten. Hun lot was nog zwaarder dan dat van de door den honger naar Drenthe gedreven "vrijwilligers".
Onder het strenge geleide van "politische Führer" (gewapende leden van de N.S.D.A.P.) trekken zij dag in dag uit in lange rijen naar de schanswerken van de IJssel-linie. Op het werk moet de schop in beweging blijven. Met de kolf van het geweer worden zij tot werken aangespoord. Doodelijk vermoeid en ondervoed door het karige eten, worden zij op den terugweg verplicht om te zingen. Zij zingen zonder vreugde het dan wel sinister aandoende lied van den trommeljongen: "Dóm-dóm,  dédierie, dédierie-dierie, dierie-dierie-dóm..."
's-Avonds en 's-nachts - hónderd avonden en hónderd nachten - liggen zij op het slechts eenmaal per maand ververschte stroo op de vloer van een onverwarmd schoollokaal, in een schuur of op een tochtigen zolder, jacht makend op bijtend ongedierte, dat slapen schier onmogelijk maakt. Geduldend dragen zij hun lot, waaraan geen ontkomen schijnt te zijn. Bruut geweld en bestiale machtswellust hebben den laatsten weerstand weten te breken. Het laatste greintje zelfrespect of bewustzijn van eigenwaarde schijnt voor altijd verloren. De afzonderlijk ondergebrachte "vrijwilligers" ontvangen de hoogere rantsoenen en zij verdienen f 5.- per dag met 5% toeslag voor den Zondag. Maar hun nachtverblijf is hetzelfde: stroo op den grond en met dertig, veertig man aangewezen op een doorgaans verstopt fonteintje, waaraan álles moet gebeuren: wasschen, maar óók het uitspoelen van het smerige ondergoed, dat heel vroeger wit moet zijn geweest. Zeep of een ander waschmiddel is een ongekende weelde.
Wanneer na een kouden, regenachtigen dag zoo'n ploeg spitters nat en bemodderd thuis komt en de mannen het weinige goed dat zij voor den nacht uittrekken, in hun kwartier op lijntjes te drogen hangen, kijk, dan wil het in zoo'n ruimte wel eens raar gaan muffen en in zulk een bedompte atmosfeer telen de overloopers welig voort. Dan wordt er jacht gemaakt en nóg eens jacht gemaakt, tot iedereen den moed weer opgeeft en lijdzaam berust in de venijnige beten of in de bulten, die zulk een jeuk veroorzaken...
Kerels, die nooit "vrij" zijn, worden tenslotte door hun kamergenooten uitgestooten en door den kampbeheerder in een "Lausenbunker" geisoleerd, in afwachting van hun transport naar een ontluisinrichting... Zóó ging het toe in "Port Natal" en overal elders bij het goede werk op de lijn Meppel-Groningen.

Half April beginnen de geallieerde legers op te dringen naar de Oostgrens van Nederland. Ook uit het Zuiden komen zij opzetten. De IJssel-linie heeft geen strategische beteekenis, alle slavenarbeid van de laatste maanden is tevergeefs geweest.
Reeds nemen de "politische Führer" en hun satelieten van de N.S.B. de vlucht. Zij haasten zich om weg te komen, zoo lang de "sluis" bij Nieuwe Schans nog open is.
Maar op het Adviesbureau voor Arbeid te Amsterdam blijft Herr Huster nog op zijn post. In het laatste nummer van het gelijkgeschakelde dagblad "De Telegraaf", dat op 11 April 1945 nog juist voor het uitvallen van de electrische centrale van de pers komt, heeft hij een advertentie doen opnemen:

Maar de mogelijkheid om zooveel dichter bij huis Nederlandsche arbeiders tot slavenwerk te verplichten is dan reeds verkeken!

Omhoog  NOOD IN AMSTERDAM

Amsterdam in den vijfden oorlogswinter, die - God dank! - tevens de laatste zal zijn.
Stad zonder kolen, zonder licht, zonder gas, zonder warmte.
Stad zonder voldoende voedselvoorraden en stad zonder hygiëne. Hongerige menschen, verwaarloosde kinderen, vervuilde straten en vervuilde grachten.
Stad zonder blijheid, zonder vertier en zonder verkeer. Af en toe rijden er trams. Zij maken hun laatste rit naar het spooremplacement aan de Doklaan, waar zij worden opgeladen voor transport naar Duitschland.
In duizenden, tienduizenden gezinnen heerschen armoede en gebrek. Wanneer de nood op zijn hoogst is tracht een deel van de bevolking den honger te stillen met een droge snee oorlogsbrood, met rauwe suikerbiet of een halve liter soep van de Centrale Keuken. Magere soep, die zonder veel liefde wordt toebereid. Varkensdraf is hoogwaardige kost vergeleken bij deze "soep van de keuken". Water en aardappelschillen (afval van de weermachtskeuken) vormen de voornaamste bestanddeelen. Zelfs het zout ontbreekt er aan...
Honden en katten verdwijnen spoorloos. In een leegstaand huis op den Zwanenburgwalontdekt de politie de plaats waar er tientallen geslacht zijn. Het vleesch is op 't Waterlooplein tot twintig gulden per kilo verkocht.. .

Amsterdam in den winter van '44 op '45.
Het hongerspook waart door de hoofdstad van Nederland. "Wij hebben vaak over honger gepraat. En dan was het geen honger, maar trék. Nu is hij gekomen, en eigenlijk nog plotseling. De rantsoenen zijn ineengestort, ook bij ons, Amsterdammers." "Dat is dus eindelijk pas het spook van den honger," schrijft "De Telegraaf" van 13 December 1944. "Het grijpt onverwachts toe, kil en wreed, koel en zákelijk. De ouderen voelen het nog niet eens in de eerste plaats in de maag, maar in het hart. Want zij weten ineens dat de kinderen honger hebben, voor het eerst werkelijken honger, die sloopen wil en sloopen zal als er geen redding komt..."
De honger beheerscht het denken. De honger verlegt de grenzen van eerlijkheid en fatsoen. Inbraken en gewapende roofovervallen zijn aan de orde van den dag. Het eigendom van een arbeidersgezin is niet veilig meer voor wien honger heeft en zijn kans schoon ziet. Vrouwen en kinderen verschaffen zich met primitief gereedschap toegang tot onbewoonde perceelen. Alles wat brandbaar is wordt gesloopt en meegenomen. Een kapitaal heerenhuis in de Sarphatistraat verandert in een paar dagen tijds in een holle spelonk. Trappenhuis, vloeren en bintlagen zijn verdwenen. Raamopeningen gapen zonder kozijnen. Het dak, dat elk oogenblik kan instorten, overkoepelt het naargeestig skelet van wat eens een huis was.
De buurt tusschen Nieuwmarkt en Muiderstraat stort ineen. Topgevels vallen met een doffen slag op straat, graaiende handen sleep en balken, plinten en raamkozijnen weg. De sloopwoede is niet te keeren. De puinhoopen vermenigvuldigen zich snel. Op den Zwanenburgwal, in de Snoekjessteeg, in de Zandstraat, op de beide Breestraten, op Rapenburg, en de Jordaan, in Oost, in West, in Zuid en in Noord.
Ongelukken blijven niet uit. Een huis stort in, ... twee kinderen vinden den dood. Het aantal doodelijke ongevallen neemt toe, maar de jacht op brandhout blijft aanhouden. De jacht op brandhout spaart ook de boomen niet. Tal van straten en lanen krijgen thans een troostloozen aanblik.
De honger drijft moeders en kinderen naar de betere buurten. Huis aan huis bedelen zij om een korst brood, om en hap eten. "Hulp voor Onbehuisden" en het Bestedelingenhuis zitten vol verwaarloosde en verlaten kinderen. De jeugdcriminaliteit neemt onrustbarend toe.
De stad vervuilt en de menschen vervuilen. Waschmiddelen zijn er al sinds lang niet meer; de wasscherijen staan stil of werken alleen nog voor de weermacht. Besmettelijke ziekten nemen een epidemischen vorm aan. Half November zijn er 84 gevallen van diphterie en er is sprake van typhus. De typhusgevallen nemen toe en de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst geeft wenken om het gevaar zooveel mogelijk te bestrijden. Op 15 December zijn er reeds honderd patiënten die aan typhus lijden, een maand later is hun aantal tot tweehonderd gestegen. Het aantal lijders aan dysentrie is niet bij benadering op te geven en het sterftecijfer, dat in een stad als Amsterdam normaal op 175 per week kan worden geschat, stijgt met den dag. Op het eind van het jaar is het tot om en de bij 300, in Januari sterven er meer dan 400 menschen per week, in Februari 500 tot 550, in de week van 23 Februari tot 2 Maart zijn er 573 sterfgevallen. Het hongerspook heeft een sluipmoordenaar tot bondgenoot.
Nu er geen gas meer is, doen zich telkens ongevallen voor doordat de in nood verkeerende huismoeders probeeren de laatste restjes gas aan de leiding te onttrekken. Maar overal is lucht in de leiding gekomen en dat vormt met het restje gas een ontplofbaar mengsel. Daverende explosies hebben doodelijke ongevallen tot gevolg; de kranten maken er met een paar regels melding van. In een arbeidersbuurt in Amsterdam West vindt een gezin van zeven personen den dood door gasverstikking. "Een gevolg van het clandestien onttrekken van gas," schrijft "De Telegraaf" van 29 December 1944.
Maar dat bericht is niet juist! De journalist, die op onderzoek uitgaat verneemt de ware toedracht. De slachtoffers zijn een vrouw van 44 jaar met haar zes kinderen van één tot veertien jaar. Vader werd tijdens een razzia door de Duitschers opgepikt en naar Duitschland gezonden. De laatste maanden zat het achtergebleven gezin zonder inkomsten. Er werd gebrek geleden. Wat van het huisraad verkocht kon worden was reeds verkocht. Er is geen eten, geen brandstof, geen dekking. Zelfs een lucifer is er niet meer in huis... In dien donkeren, kouden nacht heeft een rampzalige moeder op den tast een stuk gereedschap gezocht. Op den tast heeft zij haar weg naar den gasmeter gevonden en het klagelijke geschrei van haar hongerige, verkleumde kinderen heeft haar de laatste kracht gegeven om den gastoevoer te forceeren. Een laatste restje gas stroomt uit de leiding en maakt stil een einde aan het lijden van Moeder, van Mientje, van Willem, van Claartje, van Kees, van Jan, van Joopie en van kleinen Flip, die nog maar net een jaar oud is...

In Amsterdam kunnen de begrafenisondernemingen het werk niet meer aan. Het doodencijfer stijgt en er is bijna geen vervoer. Hout om doodkisten te kunnen maken ontbreekt. Wekenlang blijft het stoffelijk overschot van overledenen boven aarde staan. Daar doen zich in de woningen onhoudbare toestanden voor. Het gemeentebestuur moet ingrijpen. Met bakfietsen en hand wagens worden de lijken voorloopig naar de Zuiderkerk gebracht. Op een avond houdt er voor het oude mannen- en vrouwengesticht een paard en wagen stil. Het is een wagen van Van Gend & Loos. Vijftien overleden oude mannen en vrouwen worden opgeladen. Verstijfde lijken, ongekist, slechts ten deeIe gedekt door een pover doodshemd. De voerman krijgt een draaierig gevoel in zijn hoofd en hij is blij, dat er iemand naast hem op den bok wil komen zitten. Uit een donkere lucht dwarrelen witte sneeuwvlokken. De sneeuw valt op de starende oogen van Frederik Willem van Dijk, die achter op den wagen ligt. Maar Frederik Willem heeft daar geen weet meer van...
De macabre vracht wordt in de Zandstraat afgeladen. Zwijgende broeders leggen de lijken bij tientallen anderen op de koude zerken van de Zuiderkerk, die thans tot doodenhuis is ingericht. 's-Nachts doet de wacht hier een ronde met een walmenden fakkel en een lawaaiende ratel om de azende ratten te verjagen...

Papieren zakken en bouwsels van latten met carton moeten de doodkisten vervangen. De burgemeester sticht een bureau voor gemeentelijke lijkbezorging en verleent een crediet van f 700.000.- voor het vervaardigen van nood-doodkisten en een voorloopige bestrijding van vervoerskasten. Op 24 Maart heeft dit gemeentelijk bureau reeds 1400 begrafenissen verzorgd, terwijl de particuliere ondernemers ook hard hebben gewerkt, zoodat de achterstand in teraardebestellingen belangrijk is ingehaald. Naar schatting is de achterstand thans nog maar een kleine tweehonderd...

Niet alle begrafenissen behoeven wekenlang te worden uitgesteld. Wie een slaapkamerameublement wil afstaan en vijf- of zeshonderd gulden toebetaalt, kan door gewetenlooze parasieten nog prompt worden geholpen!

Wie dezen nood in Amsterdam heeft meegemaakt zal den winter van' 44 op '45 nimmer vergeten. De eerste lichtstralen brengt het Zweedsche Roode Kruis. Een wittebrood en 125 gram margarine! Een gave, die den dertienden Februari van het laatsten oorlogsjaar tot een feestdag maakt! Een maand later, op 21 Maart, heeft er wederom een verstrekking van levensmiddelen plaats en behalve van het Zweedsche komt er nog hulp van het Zwitsersche en van het Internationale Roode Kruis. Die hulp is hard en hard noodig, want de nood blijft stijgen. Reeds is aangedrongen op een zuiniger gebruik van drinkwater. De scholen blijven gesloten omdat er geen brandstof is en na de eerste verstrekkingen van het Roode Kruis is het broodrantsoen verlaagd tot 600 gram per week. Melk voor zieken en voor kleine kinderen is alleen nog clandestien te koop voor tien of twaalf gulden per liter. Op 9 April worden 335.000 deelnemers aan de Centrale Keuken er op voorbereid dat er moeilijkheden dreigen wanneer straks de electrische stroom uitvalt. Het menu zal bestaan uit matige aardappelsoepen met ongeschilde aardappelen. De grondstoffenpositie van de Centrale Keuken wordt thans zeer ongunstig...
De verstrekking van zuigelingenvoedsel en de bereiding van diëetvoedsel wordt gestaakt...

Vijf dagen later valt de laatste electrische centrale uit. Amsterdam zit zonder stroom... De ontreddering wordt volkomen!
In een onverwarmde operatiekamer wordt bij het walmende licht van een oliepitje de keizerssnede toegepast. In de broodfabrieken kunnen de moderne ovens niet meer worden benut. Het telefonisch waarschuwen van politie, brandweer of geneesheeren behoort mede tot het verleden.
Tegelijk met den nood stijgt de spanning waarmede iedereen de oorlogsgebeurtenissen volgt. De illegale pers ontwikkelt een ongekende activiteit. Van uur tot uur volgt het publiek de bewegingen van de geallieerde legermachten. Nóg is er honger in Amsterdam, maar met daverend motorgeronk strijken de Amerikaansche vliegende forten laag over de daken der huizen. De bemanningen, die boven de vliegvelden hun ladingen levensmiddelen lieten vallen, worden luide toegejuichd. De bevrijding nadert, aan den nood van dezen winter zal nu weldra een einde komen.
Maar de vreugde over de komende dingen dienen wij in te toomen.
Nóg heeft de Duitsche bezetter hier de macht in handen en zijn wapens blijven dreigend gericht op de onderdrukten.
Op 5 Mei 1945 gaan overal de vlaggen uit: Nederland is vrij!
Op 7 Mei 1945 vallen op den Dam te Amsterdam de laatste dooden en gewonden onder het moordend lood van een wijkenden bezetter...

Omhoog

met dank aan de uitgever van dit verhaal:
naar de website >>

lees ook: Honger in de Rivierenbuurt

 

Omhoog

<< terug