AMSTERDAMS IDIOOM; MOKUMSE UITSPRAKEN
Het mooiste
Amsterdamse woord gepubliceerd i.s.m. Het Parool i.o. Paul Arnoldussen
ACHENEBBISJ
Met een onverwacht ruime voorsprong is achenebbisj
verkozen tot Amsterdams mooiste woord. Het woord zelf heeft gisteravond een traantje
weggepinkt. Achenebbisj kwam op maar liefst 42 procent van de ingezonden lijstjes voor.
Een monsterzege mogen we het wel noemen. Best mogelijk dat achenebbisj vooral boven kwam
drijven omdat iedere kiezer vijf woorden diende in te zenden. Al die woorden wogen even
zwaar. Maar op vele lijstjes die we per post kregen, kwam het woord op de vijfde plaats.
Maar hoe dan ook, het is een prachtwoord.
Waarom hanteerden we dit systeem? Vooral omdat we wilden dat er een 'breed gedragen' woord
tevoorschijn zou komen. En dat is dus gelukt. Maar ook om een mogelijke harde lobby
enigszins de wind uit de zeilen te nemen.
In de voorronde 'in de kroeg' drong plotseling, na een paar dagen, het woord bitterherrie
tot de topdrie door. De jury (Saskia Aukema van Onze Taal, zanger/dichter Rick de Leeuw en
ondergetekende) had het woord vooral genomineerd omdat het vrij onbekend en dus verrassend
was.
Hier was duidelijk de bitterherrielobby aan de gang geweest. En ook het succes van
'beschuitlul', winnaar in de categorie schelden, was te wantrouwen. Natuurlijk is een
lobby helemaal niet verboden, maar het idee dat 'beschuitlul' de geschiedenis in zou gaan
als mooiste Amsterdamse woord trok ons toch niet echt aan. Voordeel van ons systeem was
dat pleitbezorgers voor een woord toch ook andere woorden moesten 'meenemen'.
Overigens is er in de finale van geen campagne sprake geweest, behalve dan voor
'habbekrats'. We hebben enorm plezier gehad van de wedstrijd, en veel lezers ook, zo
bleek. Heel wat mensen stopten hun favorieten in één zinnetje. Mevrouw D. Wolfrat:
''Attenoje, wat een achenebbisj, aan die bijgoochem met z'n kapsones geef je toch geen
draad sjoege! U begrijpt, dit roep ik dagelijks met zo'n lekker nasaal Amsterdams
accent.''
Lezers beargumenteerden de voorkeuren: Erna Mastenbroek bijvoorbeeld: ''Hier in
Zuid-Australië is het mogelijk om een persoonlijke nummerplaat op de auto te hebben. Wij
hebben 'Mokum1'. Wildvreemde mensen zwaaien naar ons (wij weten dan dat het Nederlanders
zijn) en briefjes met 'groeten uit ...' worden onder de ruitenwisser achtergelaten.''
Anderen, zoals Fer van Nieuwenhuizen, raakten lekker aan de praat: ''1960 m'n eerste
baantje bij de Amsterdamsche Bank. Personeelsingang op het Rembrandtplein. (Prikklok: 5
min. te laat: 0,25 ct inhouding op salaris. De goeie, ouwe tijd?). Maar 's middags dús
naar het Waterlooplein! En wat is mooier dan een onvervalste Amsterdammer zijn waar te
horen aanprijzen? Topper was natuurlijk 'Moffie': wist met een kaarttruc (én bezwerende
stem) voldoende volk om zijn kraam te verzamelen, om vervolgens luid en duidelijk zijn
boodschap uit te dragen: 'Minse, ik hep hier 't platste horloosie fan de wereld. Ik
verkoop dat niet foor een meier, niet foor vijftig piek, niet foor een geeltje, ook niet
foor een joet. Geef maan maar vijf pietermanne, is jouw dag én de maane goed.' Geheid
dat-ie er een flink aantal verkocht. Om vervolgens af te sluiten met: 'Jouw dag is goed,
maar de maane ook: ik kaup dat spul foor vijf piek 't kilo'. Onvergetelijk.''
Tot op de dag van vandaag komen lezers met voorstellen. Jan Hendrik Grunse bijvoorbeeld.
''Onlangs schoot me een nieuw woord te binnen waarvan ik denk dat het waard is om ook even
genoemd te worden. Uiteraard is het nog niet ingeburgerd, maar wat niet is kan nog komen.
Het woord is opblaaspopmuziek als aanduiding voor populaire muziek die nauwelijks iets
nieuws of origineels te bieden heeft en het voornamelijk van de lekkere meiden op het
podium moet hebben.''
Wat precies een typisch Amsterdams woord is, zou ik niet weten. Maar dit woord is in elk
geval verzonnen in Amsterdam, en geeft beslist blijk van de toch typisch Amsterdamse -
ietwat cynische - humor, zoals die ook in woorden sleurhut (caravan) of pitbullsmoking
(trainingspak) te herkennen is.
Marijke Schot meldde bij haar stem voor drijfsijssie: neefje van het kapsonessijssie, de
kievit. Prettig woord. Jammer dat we zo weinig kieviten in de stad zien. Paul Duchateau
wees ons de op de de musical Casino Nero die half juni wordt opgevoerd in Cultuurcentrum
Griffioen. Plaats van handeling is een Amsterdamse nachtclub op de Wallen. En hij stuurde
een complete lijst van 'mooie woorden' uit deze musical . Honderden zijn het er, met wel
opvallende ertussen. De kanenbraaier, dat is een opschepper. Het voosbinkie, de
persoonlijke vriend van een prostituee. De janjurk, een slijmerd. Moeten we de hele
verkiezing maar weer over doen? Nou nee. Het is mooi geweest. Laten we volgend jaar maar
een andere verkiezing houden, de mogelijkheden liggen voor het opscheppen.
Lees verder >>
Herkomst Mokum
Bron: www.telegraaf.nl d.d. 181205
Mokum wordt vaak als synoniem voor Amsterdam gebruikt. Waar komt die term vandaan?
John Timp, Florida (USA)
Veel woorden en uitdrukkingen in de Nederlandse taal hebben hun oorsprong in het
Hebreeuws of Jiddisch, de Duits-Hebreeuwse mengtaal van de joden die oorspronkelijk uit
het noorden van Duitsland en Polen komen, vertelt Daniël Bouw, woordvoerder van het
Joods Historisch Museum in Amsterdam.
Het Hebreeuwse makom werd in het Jiddisch mokum en betekent plaats of stad. Vroeger
duidden de joden steden vaak aan met hun beginletter uit het Hebreeuwse alfabet. Zo was
Amsterdam Mokum Alef, stad A dus. Berlijn was stad B, Mokum Beth Delft was Mokum Dollet en
Rotterdam was Mokum Resh Dit gebeurde al in 1769, maar alleen voor Amsterdam is de naam
Mokum behouden gebleven.
Joden gebruikten het woord als koosnaam om aan te geven dat ze zich thuis voelden in
Amsterdam, al wordt er ook gezinspeeld op een soort geheimtaal: Mokum werd gebruikt om
niet aan anderen te laten weten over welke stad er werd gesproken.
Het joodse taalgebruik werd al snel overgenomen door niet-joden. Dat gebeurde vooral
binnen de lagere sociale klassen van de Amsterdamse bevolking. Op de Amsterdamse
markten, in de straathandel, de winkels en cafés hadden arme joodse en nietjoodse
bewoners van de stad veel contact met elkaar, vertelt Bouw.
Zo werd de volkstaal gaandeweg verrijkt met talloze joodse uitdrukkingen, waarvan
een deel ook door de hogere milieus en elders in het land werd overgenomen.
Voorbeelden hiervan zijn onder meer bajes, bolleboos, gabber, hoteldebotel, mazzel, smoes
en stiekem.
Jiddisch werd veel op straat gesproken, vertelt de zegsman van het Joods
Historisch Museum. Maar in het begin van de 19e eeuw woedde dezelfde discussie over
joden als nu over islamieten: joden moesten meer integreren en rabbijnen die alleen maar
in het Jiddisch preekten, vond men niet verantwoord. Daarom verbande koning Willem I toen
het Jiddisch.
Arnoud Breitbarth
Bargoens en Jiddisch
Jiddisch wordt vaak verward met Bargoens. Dit is de
dieventaal, waar ook in veel andere landen een naam voor is bedacht die verwijst naar het
buitenland: Thieves Latin (Eng), Germania (Sp), Rotwelsch (D), en ons Koeterwaals.
Bargoens verwijst naar Bourgondisch. In het bargoens zijn veel woorden uit het Jiddisch
overgenomen en vaak ook vervormd, maar het is een op zichzelf staande 'taal'.
Jofe werd jofel, ponem werd porem, gawsones werd kapsones, mesjogge (gek) werd sjoeg, vaak
verward met sjoewe, antwoord, dat ook sjoege werd. Bollebof (commissaris van politie) is
afgeleid van balboos, de heer des huizes, bolleboos is er ook van afgeleid.
Gabber is afkomstig van gawwer, vriend; gajes heeft twee bronnen: gajes als gojim,
niet-joden en chajjes, leven, werd gepeupel. Om gajes gaan of brengen.
Smeris werd afgeleid van sjemiere, toezicht, sjien, ander woord voor smeris, is de eerste
letter daarvan.
Jatten is weer zo'n vervormd woord. Jad is hand, ook de aanwijsstok waarmee in heilige
teksten woorden of passages werden aangewezen. Als werkwoord bestaat het in het Jiddisch
niet, in het bargoens betekent het stelen. Ook penoze betekende als parnose gewoon
onderhoud, middel van bestaan. Andere uit het Jiddisch afkomstige woorden:
Kinnesinne (hilversum: kinnesinnecity), mies (lelijk), stennis (Sjtannes maken = argwaan
wekken), geteisem (Chatteisem, enkelv.chattes, arme mensen, gepeupel),
schlemiel, mazzel, sof (einde), jajim (wijn), gappen, gein, alles kits (alles gietes,
gutes), ratsmodee (ashmodee, duivel), roddelen, de mist is (de mest in, bedorven), pleite
(failliet), attenoje (adonai eloheinoe, mijn Heer en mijn Herder)
Niet uit het Jiddisch: dalven, lawaai, rambam, schnabbel, schorem, sjacheren. Deze zijn
uit het bargoens afkomstig.
Bron: Jiddisch, ontstaan en etymologie 5 november 2005
Amsterdams idioom;
Mokumse uitspraken
|