Ingezonden bijdrage van: Anuschka de Swarte Nieuwenhuis

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van Anuschka de Swarte Nieuwenhuis

We woonden eerst op de Marathonweg en later in de Herculesstraat, boven een poort. De lagere school was de Spartaschool, nu Olympiaschool, aan de Stadionkade. Het was een heerlijke, buurt met veel speelruimte.
Toen ik ging trouwen begon de treurige tocht van inwoning. Aangezien mijn man bij het onderwijs werkte kregen we een huis toegewezen in Geuzenveld en later konden we verhuizen naar Slotervaart.
Hoe het ons daar is vergaan, heb ik enige jaren geleden beschreven in een verhaal plus een sonnet onder de naam Noes Nieuwenhuis. Mijn man was geboren in de Rivierenbuurt en wilde terug naar de buurt waar hij zijn gelukkige jeugdjaren had doorgebracht tot 1943, toen hij met zijn ouders en zussen moest onderduiken.
Het lukte ons om te ruilen met een familie uit den Haag, die zich ongelukkig voelde in de Maasstraat. Wij hebben daar met veel plezier gewoond en later met nog meer plezier op de Rooseveltlaan. Ik werkte jarenlang als onderwijzeres op de Dongeschool. Daarom heb ik de vorige keer mijn meisjesnaam gebruikt.

"drie centen . . . . drie losse centen"
Andere tijden

Voordat het de Mirandabad geopend werd zwommen we in het Schinkelbad, een houten zwembad op de plaats waar de Schinkel in de Nieuwe Meer stroomde. Om er te komen ging je langs het Olympisch Stadion, over de brug rechtsaf langs het IJsbaanpad, dat halverwege gekruist werd door het spoorlijntje naar Amstelveen. Over dat spoorlijntje was een extreem hoge houten loopbrug gebouwd. De planken van die brug sloten niet overal goed aan. Je kon door de spleten naar beneden kijken, waarbij je kriebels in je buik kreeg, omdat je zag, hoe diep het was .

Het zwembad kostte drie cent…drie losse centen…..Die kneep ik altijd stevig in m'n hand, want ik was bang dat ik een cent zou verliezen. Stel je voor, dat die door de openingen tussen de traptreden naar beneden zou vallen!

Helemaal links zie je de trap.

Schoolzwemmen in schooltijd bestond nog niet, maar bijna alle kinderen uit mijn klas gingen op een vaste dag één keer in de week na schooltijd naar zwemles. Op de die dag vroegen we aan onze meester of we eerder weg mochten. Dat mocht altijd, maar hij vergat het vaak en wilde de laatste minuten voor vieren nog huiswerk opgeven. Dan riepen wij : " We moeten naar zwemles!" En dan pakten we onze spullen en renden joelend de school uit .
We liepen zo snel mogelijk langs de Stadionkade over de Amstelveenseweg naar het Schinkelbad. Nee, niet in "De zwembadpas", die kenden we niet. Snel uitkleden, want dan was je gauw aan de beurt en kon je na de les nog vrij zwemmen.
Daar stonden we dan bibberend in de rij te wachten tot we aan de hengel mochten. De badjuffrouw hing met haar bovenlichaam op de stok om te zorgen, dat je niet te diep in het water lag en riep met een luide bariton : "Armen voorwaarts… zijwaarts…benen intrekken …uitslaan….en uitdrijven!"
In 't begin snapte je er niets van en als je erg stuntelig was werd ze ongeduldig en liet de stok schuin naar beneden zakken, zodat je kopje onder ging.
Gelukkig werd er in die tijd een nieuwe lesmethode bedacht : allemaal aan één kant van het ondiepe staan, naar voren buigen, armen naar voren strekken, handen tegen elkaar, afzetten en uitdrijven. Zo voelde je de opwaarts kracht van het water en….. je hoefde niet op elkaar te wachten.
Het water in het bad kon behoorlijk koud zijn, maar het douchewater was altijd nog kouder en we moesten ons grondig afspoelen, want tussen ons lijf en ons badpak plakten tientallen watervlooien.

Dit is het diepe bad.

Op zo'n hete zomerse dag waarop je maar aan één ding denkt : verkoeling zoeken in het water, ging ik met een paar vriendinnetjes naar het zwembad. Het was een flink eind lopen vanaf straat waar ik woonde en dan moesten we ook nog die hoge trap op. We klommen met veel misbaar zuchtend en steunend omhoog, maar eenmaal boven begonnen we uitgelaten te springen en te joelen.… en toen gebeurde het ……er glipte een cent uit mijn hand en die rolde door een spleet naar beneden.
"Misschien mag je er toch wel in als je zegt dat je een cent bent verloren."
Daar durfde ik niet op te rekenen. Ik hield me groot en zei : "Gaan jullie maar, ik ga wel even een cent halen."
Er was nog een lieverd die vroeg of ze mee zou gaan, maar dat wilde ik niet. Ik had wel stoer gezegd dat ik "even" een cent ging halen, maar misschien mocht ik die dag wel niet meer zwemmen. Het was crisistijd en het gezegde "Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen", werd ons dikwijls voorgehouden. "Als luchtkastelen", zei mijn moeder.
Toen ik thuiskwam en vertelde dat ik een cent had verloren, trok m'n moeder een wanhopig gezicht , schudde haar hoofd en zei : "Wat ben je toch een sufferd. Ga maar buiten spelen, het is nu toch niet meer de moeite waard om helemaal terug te gaan."
In buiten spelen had ik geen zin. Wat moest ik doen in m'n eentje? Alle kinderen waren immers in het zwembad.
Toen bedacht ze iets anders : "We gaan een portemonneetje maken,
ik heb nog wel een stevig lapje".
Nu was ik beslist geen held op handwerkgebied. Ieder werkje werd in mijn handen een broddellap. Ik haatte de handwerkles en benijdde de jongens die dan gingen rekenen en soms zelfs mochten voetballen.
Misschien is toen al de kiem gelegd voor mijn feminisme.
M'n moeder was wel handig en in een half uurtje was er een portemonneetje in elkaar getoverd en mocht ik er een knoopje op zetten voor de sluiting.

Dit is het ondiepe bad.

In diezelfde zomer kreeg ik een vast vriendje .'t Gaat nu waarschijnlijk nog net als toen : Je vriendinnetjes vertelden je dat X…verliefd op je was en dat hij met je wilde gaan en jij deed alsof je dat nog niet had begrepen en zei quasi onverschillig, dat je hem ook wel aardig vond. Dan gingen er briefjes door de klas en was je verloofd.
In mijn geval onderschepte de onderwijzer zo'n briefje. We moesten vóór de klas op het podium komen, elkaar een hand geven en voor eeuwig trouw beloven. Ik denk, dat mijn vriendje, Paul, zich behoorlijk opgelaten voelde, maar ik kon er wel om lachen.
Vanaf die tijd waren we onafscheidelijk en ik denk er nog wel eens met weemoed aan terug. Net als in de volwassenwereld waren er ook kapers op de kust: meisjes, die probeerden mijn vriendje te versieren door onaardige dingen over mij te zeggen en jongens, die stoer deden en mij aan mijn vlechten trokken.
Maar op den duur vond iedereen het gewoon dat wij bij elkaar hoorden.

Paultje en ik gingen ook samen naar het zwembad.
Louis Duim ging met ons mee. Hij zat nog niet zo lang bij ons in de klas , was uit België gekomen en was ouder en rijper dan wij. Hij kende alle houten bruggetjes in de buurt waar vieze teksten in gekrast waren.
We waren niet erg blij met z'n gezelschap, maar we durfden dat niet te zeggen.
Onderweg vertelde ik, dat ik een keer een cent had laten vallen toen ik boven op de brug stond en dat die cent nu zeker daar in de sintels langs de spoorlijn lag.
Louis keek me verbaasd aan en zei : "Heb je die dan laten liggen?"
"Ja, natuurlijk, ik kon toch niet op de spoorlijn gaan zoeken? Stel je voor, dat er een trein zou aankomen."
Louis : "Oh, die treinen rijden maar één keer in het uur en ze rijden niet eens hard. Ik ga zoeken, kijken jullie maar of er een trein aankomt."
Hij rende naar de trap, schoof onder prikkeldraad door en duwde met een stokje de sintels opzij.
Wij stonden er angstig en toch ook wel met bewondering bij.
"Een trein….pas op! Louis, een trein!"
Louis nam een sprong naar de andere kant van de rails en de trein benam ons het uitzicht. Paul en ik waren verstijfd van angst, secondenlang wisten we niet of hij ver genoeg was gesprongen. Misschien had de trein hem geraakt.
Toen de trein voorbij was en wij angstig keken waar hij was gebleven, zagen we hem aan de andere kant onder het prikkeldraad doorkruipen. Hij stond op en begon te springen en te zwaaien met z'n armen: "Stelletje slomen, ik heb een dubbeltje gevonden! Kom hier, dan gaan we drop kopen!"
We tuurden begerig tussen de rails . Misschien lagen er wel kwartjes of guldens . Maar we zagen niets en we durfden niet onder de trap te zoeken zoals Louis gedaan had. Wij klommen braaf over de trap naar de andere kant en toen we daar waren was Louis in geen velden of wegen meer te zien
Hij was al bij het snoeptentje naast het zwembad. Daar stond hij met een stel grote jongens te praten en deed net alsof hij ons niet zag.

Jaren later, toen het zwembad afgebroken was, de trap vervangen door een spoorwegovergang met spoorbomen en de rails tussen straatstenen geklemd waren, keek ik, als we daar wandelden met onze kinderen nog altijd even of er een cent lag.

Anouschka de Swarte Nieuwenhuis - 21 oktober 2009
adeswarte@planet.nl

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<