De
Katten van Lili en nog een paar
door Jacqueline
Wesselius*
‘Et moi?’
mopperde Hannibal, toen ik me opmaakte om de deur uit te gaan.
‘Et toi? Hoezo poes, et toi?’
‘Ik blijf weer alleen! En jij gaat vreemd!’
‘Ik ga alleen maar naar andere poezen kijken. Ik ga ze niet
aaien, ze komen niet op schoot… Dat kan niet eens, want ze
hangen aan de muur en ze staan in een boek. En ik ben zo weer
terug… Pas maar goed op de Rooseveltlaan in die tussentijd.’
Verongelijkt draaide hij zijn neus naar de verwarming. ‘Maar ik
sta er niet tussen!’ hoorde ik hem nog denken. Toen viel hij in
slaap. Ik sloop de deur uit en voelde me schuldig.
Heel lang duurde dat niet, eerlijk gezegd, zeker niet nadat ik
de Passeerdersgracht had bereikt, Lili en ‘Monsieur Lili’ had
omhelsd en rondkeek. Naar mensen die ik kende, maar vooral naar
de katten aan de muur, ‘les chats de Lili’.
Nee, Klaasje, Hannibals Parijse voorgangster, stond er niet meer
bij, in die tijd schilderde Lili Freriks niet. Ze begon pas weer
na mijn vertrek uit Parijs, ook al weer jaren geleden. Maar
zwart-witte dubbelgang(st)ers van Klaasje waren er wel. Eén zat
demonstratief met zijn kont naar de kijker toe, zoals ook
Klaasje placht te doen, voor straf, als we te laat thuis waren.
Be-le-digd. Er hingen ook nog twee halve dubbelgangers van
Hannibal. Zonder dat witte vest en die witte sokken, maar met
dezelfde tijger-look en de mediterrane struikroversblik. Felis
corsicana, noemt ‘Monsieur Lili’ alias Philip Freriks hen in het
boek dat bij de tentoonstelling hoort – of andersom. En een
felix tunisiani is Hannibal, of beter nog, een felix
carthagensis (of zoiets). Want evenals zijn illustere naamgenoot
is hij vanuit Carthago over de Alpen getrokken.
‘Lili vindt ze prachtig’, schrijft Philip Freriks over de
Corsicaanse katten, die hun nageltjes in je been zetten en zo
omhoog klimmen, naar het eten op tafel. ‘Niets mooiers dan die
jonge strijders voor een goede zaak zonder ook maar één
grammetje vet aan hun lijf. Mannetjes of vrouwtjes, zonder
onderscheid. Even vaardig, even doelgericht. De Robin Hoods van
kattenland en dat willen ze maar al te graag weten. Als het even
kan met geheven staart, om te laten zien, voor zover ze man
zijn, dat ze zich door niets en door niemand hun prominent
aanwezige ballen hebben laten ontnemen.
To be or not to be felis corsicana.’
Of felis carthagensis.
Of felis umbriana: de poes van Marga van Praag, die als vriendin
en kattenliefhebster het eerste exemplaar van Les Chats de Lili
kreeg, komt uit Umbrië. Nog zo’n type.
Of ook felis aquitana – want behalve Hannibal in zijn jonge
dagen herken ik in Philips beschrijving van de Corsicaanse kat
ook James, een kat die zich in Zuid-West Frankrijk, in Aquitaine,
bij ons voegde. Via de schoot op de tafel. Nagels in je dijen,
dat zet beter af. Vier weken en vele blikjes later stond hij ons
midden op de weg uit te zwaaien, toen we wegreden.
Ach, katten… ze weten wat.
Bij veel bezoekers van Lili’s expositie in Le Salon Rouge
herkende je meteen de vertederde blik: ‘Kijk eens hoe die erbij
ligt, met dat gestrekte pootje…’ ‘En die daar, je hóórt hem
spinnen.’ ‘En die poes in dat mandje, op tafel, altijd in de
weg…’
Met moeite rukte ik me los van die groene ogen, al die puntoren.
Was dus laat thuis… Maar Hannibal is Klaasje niet. Hij mag soms
mopperen, straf is er nooit bij. Wel werd ik besnuffeld: waar
ben je geweest, wie heb je gezien? Om zich vervolgens – na wat
geklaag: ik was zo eenzaam, ik heb zo’n honger! – luid spinnend
op mijn schoot te nestelen.
Philip &
Lili Freriks: Les chats de Lili, de katten van Lili. Uitg.
Conserve, ISBN 978-90-5429-274-6.
120 pagina’s, gebonden, € 19,95.
|
|
Jacqueline
Wesselius
|