Column Karel N.L. Grazell

Terug naar de vorige pagina <<
 

index columns

 

Een lichte narcose als een vla

Het was zo’n vrij nieuwe tram, en je kon er heel moeilijk in staan, vond hij. En hij moest staan, want het was vroege spits. Z’n benen voelden bovendien aan als trilpudding.
Hij keek naar de prachtige architectuur, buiten, van de Amsterdamsche School. Maar z’n gedachten waren er nauwelijks bij.
Hoe zou het worden: zo’n lichte narcose, bijkomen en daarna weer naar huis?
Hij meldde zich aan een balie van het ziekenhuis. Gaat u maar even zitten, zei de balienese, ze komen u zo wel halen.
Hoe oud zou dit ziekenhuis zijn, vroeg hij zich af. Dertig jaar? Hij pakte een blaadje van een tafeltje, het heette Fluister, en bladerde het door. Er was een vrouw van een minister, die schilderde bordjes en schoteltjes met haar voeten. Een hem onbekende schlagerzanger had een hit: Ik zoek het geluk in je ogen, maar hij had het met z’n eigen vrouw te kwaad. want – meldde een liefdesreporter van het blad – ze sliepen elk in een eigen slaapkamer.
Gaat u mee, vroeg een stem.
En toen lag hij op een bed en er werd in z’n onderarm geprikt: een klein boeket van draadjes en buisjes bloeide uit z’n pols. Naast hem, op een verrijdbaar tafeltje, stond de monitor van een ECG-apparaat. Het oog van de cardioloog.
Er kwamen enkele witgejasten langs, die zich aan hem voorstelden: de verpleger, de anesthesist, de cardioloog. Over een minuut of tien komen we u halen, zei de laatste. U krijgt in een kamer hiernaast een slaapmiddel in één van de buisjes aan uw pols en dan geven we u een lichte elektrische schok. Na een uurtje wordt u hier weer wakker, en dan hopen we dat uw hartritmestoornis is verholpen.
Nog geen kwartier later kwamen de drie mannen weer. De cardioloog pakte het bed vast en reed het naar de andere kamer.
Bent u nerveus, vroeg hij onderweg?
Een beetje erg, zei hij, ik voel me alsof ik van trilpudding ben.
Ontspan u maar, u merkt er niets van.
In de nieuwe kamer werd er wat aan het boeket in z’n pols gemorreld. Toen zei de anesthesist: u mag een paar keer diep zuchten. Hij mocht!
Hij deed eerst z’n lippen van elkaar om even door z’n mond te ademen, en toen opende hij z’n ogen. Hij lag nog steeds in bed, en weer in de kamer waar hij zojuist was vertrokken. Wat had dat nou voor zin, dacht hij, om me gewoon maar een beetje heen en weer te rijden in dit ziekenhuis…
Hij keek op de klok. ’t Was ruim een uur later.
Er was dus wel degelijk wat gebeurd. O ja, hij had moeten zuchten, driemaal had hij geteld en toen was er niets meer. De witgejaste heren hadden hem in die andere kamer tegen het plafond kunnen jonassen (was-t-ie daar als een grote puddingvlek blijven kleven) of weet je veel, maar hij zou niets hebben gemerkt:
een beetje griezelig, je zonder hen te kennen toe te vertrouwen aan drie mannen.
Die lichte narcose was letterlijk niets geweest, helemaal niets. Als je slaapt en je wordt wakker, dan heb je dromen achter de rug en lichtere en diepere slaap en een je omdraaien en zo. De narcose was anders. Geen droom, geen beweging, niks. ‘t Was gewoon een uitschakelen van de tijd geweest (en die klok dan? die hadden ze misschien wel gewoon verzet). Toen hij wakker werd, had hij het idee dat ineens zich lippen vormden aan een gele, maar onmerkbare massa, of beter: de trilpudding was in z’n hele lichaam geraakt en zonder de minste storing, geen klontje, geen schiftinkje, een consistente vla geworden, maar dan onzichtbaar, vermoedbaar en onzichtbaar tegelijk. Een niets dat een kleur en een aanwezigheid alleen maar probeerde te willen. Hij was heel even alleen die lippen, een fractie van een seconde – en meteen was hij helder bewust, zonder enige doezeligheid, en opende hij z’n ogen.
Even later kwam een zuster hem vragen wat hij op brood wilde. Liever niets, zei hij, want al was het dan niet echt geweest, hij had genoeg pudding gehad…

Karel N.L. Grazell - 7 maart 2011
Amsterdams stadsdichter uit Zuid
 

 

Terug naar de vorige pagina <<