Column Karel N.L. Grazell

Terug naar de vorige pagina <<
 

index columns

 

feestdagen aan de Amstelveenscheweg 797

‘de oude tijden komen weerom’

Dat zei Van Hoogendorp toen ene Prins van Oranje na jaren ballingschap z’n eerste schreden op het strand zette: op een paar jaar na twee eeuwen geleden. Of iedereen nou zo erg blij was met die oude tijden van regenten en belastingoproer? Denk het niet.
’t Was een ‘kreet’, die men ook in 1944/45 had kunnen gebruiken toen ons land werd bevrijd. De crisistijd van de jaren dertig daalde weer op ons neder. Historici zeggen nu wel: de economie trok weer gauw aan en iedereen kon werk vinden. Ja, maar je moet niet vragen hoeveel ik verdiende in die tijd toen ik zeventien, achttien, negentien was. In 1945: 39 gulden per maand, in 1947 met pijn van de werkgever 100 gulden (opleiding 5-jarige HBS, boekhouden, kostprijscalculatie, analyse bedrijfsfinanciering). Zakcent. Nog steeds crisis, maar dan niet met een woord als Hitler, maar met de belofte Wederopbouw.
Terug naar die crisisjaren – die vooral in Nederland zo lang waren gebleven.
Crisis of niet: er gebeurde in mijn heel jonge ogen heel wat. Ik zag de Dieseltreinen. En de met stroomlijn beginnende auto’s (sommige nog met dicky-seat) reden langs ons huis. De Fokkers en de DC’s vlogen over ons dak. We deden de heroïsche Melbourne-race van de Uiver op een spelbord na. Euwe schaakte tegen Aljechin. De radio zond ons de wereld in verzuilde doses tegemoet. De K XVIII dook onder met professor Vening Meinesz. We stuurden met Dr. van Schelven een ambulance naar Haile Selassie, en Bep Bakhuis schoot de doellat kapot. Johnny and Jones bezongen Meneer Dinges. Het was niet aan mijn jongensbrein om me af te vragen hoe je die vooruitgang kon paren aan de omtehuilen werklozen die dagelijks bij de halte van bus H stonden, besmeurd met slavenzweet, moeheid en klei van het Bosplan. Mijn hersenen hadden het druk genoeg met rekenen en schrijven op scholen in Amstelveen.

Tweede helft jaren dertig.


De feestdagen hebben u en ik weer achter de rug. Ik kan me veroorloven om naar vroeger te kijken.
Toen ik een jaar of acht, tien, twaalf was, vierden we enthousiast deze dagen: m’n vader, moeder en ik.
Laat ik beginnen met een Sinterherinnering.
Ik was twaalf, het was al oorlog. M’n vader had al z’n tanden laten trekken en kreeg een prothese. M’n moeder en ik kochten een kunstgebit van marsepein.voor hem. Er bestaan in onze huidige tijd bij velen nogal wat misverstanden over Sinterklaas. Ten eerste: het is geen cadeaufeest, maar een plaagfeest. En wat discriminatie betreft: Sint stamt als het ware af van de Germaanse god Odin en die had zwarte raven en dat zwart is bij de knechten van Sint terechtgekomen (de veer op de muts van Zwarte Piet? Juist: van de raven!) – gaan we nu alle raven ter wereld vangen en wit schilderen?
Ik tekende en knipte een masker van Sint, schreef er een rijm bij en overhandige met prepuberale bromstem het danig verpakte kunstgebit.
Veel later, toe ik al publiceerde, kwam ik dit rijm nog eens tegen. Wonderlijk voor een twaalfjarige: technisch klopte alles, het metrum, het aantal heffingen per regel, het rijmschema, zelfs grammaticaal viel er niets op aan te merken.
Kerst was een echt feest. Nog niet met cadeaus in die tijd – da's Amerikaans. Het was tot m’n negende op kerstavond naar de kerk, met dennenboom en live muziek. Toen ik 8 was, heb ik solo gezongen: Nu syt wellecome, in de Johanneskapel die staat aan de Amsterdamseweg, waar die even dwars loopt.
En het was eten. M’n moeder had eerst een tafelkleed geborduurd met van die ‘chemische’ kleuren. Later werd het vervangen door een kleed met kerstfiguren erop geprint. En we aten. Juliennesoep. Kerstkonijn of kip, door m’n vader geslacht, met aardappelpuree en groenten, fruit uit de weck en m’n moeder had als dessert zelfs een heuse plumpudding gemaakt. Alcohol werd er niet bij gedronken: het kon altijd zijn dat m’n vader onverhoeds zou worden weggeroepen als er iets aan de hand was met de verkeerslichten, de politiemelders, de brandweermelders, de trambloksignalen. Alleen op verjaardagen dronk hij twee glaasjes vermouth.
Na het eten lag ik uitgedoofd in een haardstoel. Teveel. Tevéél!
Ik heb nog wat Kerstgidsen uit die tijd. Van de AVRO. Er waren twee zenders die we konden ontvangen: Hilversum 1 en 2. De buitenlandse zenders kwamen zwak door, met geruis en fading en Mexicaanse hond. De 1 was niet zo best, de 2 goed. Op de ene zender zaten de KRO, NCRV en VPRO op de andere VARA en AVRO. Om het half jaar werd er van zender gewisseld. En daarmee van zendkwaliteit.
Het waren mooie Kerstgidsen. Speciale verhalen, mooie illustraties en zelfs een dubbelpagina’se kleurenreproductie van het spreekwoordenschilderij van een Breughel. De programma’s zelf? Strijkje, concertorgel, sprekers, klassiek (19e-eeuwse genrestukjes bijvoorbeeld). En marsen. Ik herinner me nog zo’n omroeper: En dan gaan we nu luisteren naar een vrolijke marsj, Alte Kameraden, op Decca 12345678. Het was altijd een marsj. En vrolijk! Over reclame voor labelmerken deed niemand moeilijk: Decca, Columbia, His Masters Voice.
Maar wat het meest in die jaren van uiterste verzuiling opviel: in de gids van 1936 stonden ALLEEN de programma’s van de AVRO. In 1938 had de Kerstgids alle Nederlandse zenders..
Op oudejaarsdag stond een emmer met deeg te rijzen (voorzichtig lopen!) bij de kachel. ’s Avonds bakte m’n vader dan op het stalen fornuis, dat hijzelf had gemaakt, oliebollen en soms ook appelbeignets. En met het beslag dat hij over had, bakte hij broeder.
Om twaalf uur klonken we met ranja en dan gingen we naar bed in onze ijskoude slaapkamers, waar de gestikte dekens zwaar waren, de lakens klam ondanks een warme kruik, het water in de lampetkannen bevroren stond en de bloemen op de ruiten van witte kant leken. Vuurwerk was er in die tijd nog niet bij. Het nieuwe jaar begon in stilte.

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel

januari 2009

 

Terug naar de vorige pagina <<